GRONINGEN - Nog maar één student heeft zich dit jaar ingeschreven voor de studie Friese taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hoogleraar Goffe Jensma wijst het wegvallen van rijkssubsidie voor een tweede studie aan als mogelijk oorzaak. Als geen ander weet hoogleraar Friese taal en letterkunde prof. dr. Goffe Jensma hoe negatief er met name vanuit de Randstad naar de Friese taal wordt gekeken. Terwijl maar liefst 450.000 Nederlanders het dagelijks spreken. ,,Meer dan bijvoorbeeld het IJslands, de taal van 315.000 mensen.''
Jensma reageert op het feit dat dit jaar maar één student zich heeft aangemeld voor de vijfjarige studie Friese taal en cultuur. Zeer magertjes, vergeleken met vorig jaar toen er nog acht aanmeldingen binnenkwamen op de Rijksuniversiteit Groningen, de enige instelling die de studie aanbiedt.
Naar zijn oordeel houdt het teruggelopen aantal studenten verband met nieuwe studieregels, sinds 2010 ingevoerd. Die houden onder andere in dat voor een tweede studie de student het collegegeld zelf moet betalen, want het rijk subsidieert niet meer. De bijdrage is daardoor opgelopen van 1672 naar 6800 euro. ,,Wij hebben relatief veel studenten die Fries volgen als tweede studie en we zijn dus kwetsbaar in dit opzicht.''
Voor het gros van de studenten is bijna zevenduizend euro een onneembare drempel. Wie overigens medicijnen als tweede studie wil volgen is zelfs vijf maal duurder uit: 32.000 euro. ,,Het komt er op neer dat een tweede studie volgen, voor mensen die bijvoorbeeld al een graad in een ander vak hebben behaald, niet meer mogelijk is. Ik vind dat een verschraling van het hoger onderwijs in Nederland.''
De opleiding zelf komt nog niet in gevaar, denkt hij, en kan van start gaan met in totaal zo'n twintig studenten. ,,Meestal geef ik college aan een man of tien.''
Wordt er straks voor één eerstejaars een zaal afgehuurd? Jensma: ,,Het is natuurlijk onzin om een frontale lessituatie te creëren. Ik denk meer aan het geven van opdrachten en die bespreken, of kleine stukjes college in een privé-setting.'' Kleinschaligheid is overigens altijd een kenmerk en de kracht geweest van deze opleiding, waardoor er een intensief contact mogelijk is met medestudenten en docenten. Jensma noemt dat een groot voordeel.
Intussen is die ene student wel een bijzonderheid. Volgens de hoogleraar is het gevaar dan groot dat sommigen de wetenschap rond de Friese taal en cultuur in het belachelijke trekken. Ook hij heeft op internetfora inmiddels de eerste reacties gelezen. Zo noemt de een het Fries een 'onzinnig dialect dat gelukkig steeds minder gesproken wordt'. Een ander ziet achter de studie een 'nationalistisch' streven, zo van 'we willen in ons eigen dialect studeren'.
De critici weten kennelijk niet dat het Fries officieel is erkend als tweede rijkstaal, voert Jensma aan. ,,Het Fries als opleiding heeft daarom een redelijk beschermde status.'' Binnen Europa behoort het tot de zestig tot zeventig erkende minderheidstalen, waartoe ook talen behoren als het Baskisch en Catalaans (Spanje), het Friulisch (Italië) en het Sorbisch (Oost-Duitsland). De opleiding zou hij beslist niet als beperkt willen kenschetsen, maar als breed: ,,Juist omdat het Fries een vrij beperkt gebied bestrijkt, zijn we verplicht heel interdisciplinair te denken.'' Zo is de studie sterk vergelijkend van opzet: er wordt ruime aandacht besteed aan andere taalregio's in Nederland en andere minderheidstalen en -literaturen in Europa. ,,Zo vragen we ons af hoe een minderheidstaal in andere landen werkt.''
Om nieuwe studenten te werven is Jensma van plan met dit brede studieprofiel in het komende jaar meer de publiciteit te zoeken en ook voorlichting te gaan geven op middelbare scholen.