Een fotorolletje van ruim honderd jaar oud kan nog wel eens uitsluitsel geven over de vraag of Edmund Hillary en Tenzing Norgay in 1953 wérkelijk de eerste mensen waren die de Mount Everest bedwongen. Dan moet eerst nog wel het rolletje gevonden worden in de Rongbuk-gletsjer, én mag het niet te veel zijn aangetast door vocht en licht, zegt Mark van Hattem, Alpine historicus, fotograaf en bergklimmer. ‘Er ís een kans dat je het rolletje onder de juiste omstandigheden nog chemisch kunt ontwikkelen, en dat er ook nog bruikbare beelden uit voortkomen.’

Op 8 juni 1924 zijn George Mallory en Andrew 'Sandy' Irvine op weg naar het dak van de wereld: de Mount Everest, in de Himalaya, waar de wind op weg naar de top die ochtend ongelofelijk hard en streng is. Ze zijn op slechts 250 meter van de top, in de mist, als hun teammaat Noel Odell ze voor het laatst ziet, vanuit de verte. Hij probeert ze op bijna 8500 meter hoogte in de gaten te houden. Niemand anders heeft die twee stipjes gezien, maar Odell ziet ze, rond kwart voor één 's middags. Op de 'graat', in de buurt van de toppiramide.'

Vooral door die laatste bewering is vaak gedacht dat Mallory en Irvine de top van de Everest bereikt hebben – zeker destijds de heilige graal van het bergbeklimmen. De twee pioniers voelen zich niet louter bergbeklimmers, maar ook ontdekkingsreizigers, zegt Van Hattem. 'Ze zijn in een gebied waar nog nooit westerlingen zijn geweest, laat staan geklommen hebben. Odell is dan ook geograaf, en constateert letterlijk dat ze 'off the map' zijn gelopen; ze gaan waar nog geen mens ooit is geweest.'

Wat de omstandigheden extra zwaar maakt, is de gevoelstemperatuur, die nog een stuk ijziger kan zijn dan de werkelijke temperatuur in de lucht, zegt Van Hattem. Boven op de graat – de 'rug' van de berg, ook wel – heb je links en rechts hellingen, en het loopt er langzaam naar boven, om uiteindelijk bij de top uit te komen. 'Uit alles wat ze beschrijven blijkt dat in de wind onmiddellijk bevriezingsverschijnselen dreigen. Ze dragen bijvoorbeeld nog gewoon leren schoenen, en niet de moderne bescherming zoals we die nu hebben.'

Een paar dagen voordat Mallory en Irvine hun poging ondernemen om de top te bereiken, hebben Edward 'Teddy' Norton en Howard Somervell reeds een hoogte van 8573 meter bereikt, een immense prestatie, die ze tantalizing close bij de top brengt, zoals de Engelsen zouden zeggen. Het is nu aan Mallory, met heel veel meer krediet als klimmer dan Norton en Somervell, om de top te bereiken. 'Er is een enorm geloof en vertrouwen dat het hem zal lukken om ook die laatste paar honderd meter te bedwingen. Maar ze komen niet terug.'

Het moet daarom de ultieme poging worden om, na mislukte exercities in de twee jaar daarvoor, de top van de Mount Everest te bereiken. Nu moest het lukken, maar triest genoeg gebeurde er eigenlijk niets, zegt Van Hattem. Althans: er gebeurt wel een boel, maar Odell wacht tevergeefs op zijn twee metgezellen. 'Hij kijkt voortdurend naar ze uit tussen de flarden mist, maar hij ziet ze niet. Er is ook maar een tentje zo hoog op de berg in het zesde kamp, en de bedoeling is dat hij samen met Mallory en Irvine afdaalt.'

Het is onmogelijk om met zijn drieën te overleven op de grote hoogte van het zesde kamp. Daarom voelt Odell zich met een zwaar hart gedwongen af te dalen, onwetend van de reden van de afwezigheid van de twee kompanen. Wel houdt Odell die hele 8 juli nog goede moed dat ze nog wel opduiken en mogelijk op de ochtend van 9 juli wel weer tevoorschijn komen.

De vraag die bergbeklimmers nu al honderd jaar bezighoudt is of de twee klimpioniers de top van de Mount Everest destijds wel of niet hebben bereikt, 29 jaar voordat Edmund Hillary en Tenzing Norgay in 1953 de boeken ingingen als de eerste succesvolle bedwingers van de berg. Eerst loop je enigszins in de luwte, maar op weg naar de top ontkom je niet aan de voortdurende flarden wind, mist en wolken rond de graat, de berg en de tentjes van de bergbeklimmers.

Mallory is in die jaren een zeer tot de verbeelding sprekende persoon, die als een icoon van het alpinisme op handen wordt gedragen door de bergbeklimmersgemeenschap. Eigenlijk is het ondenkbaar dat hij de top niet gehaald zou hebben. Maar als hij dat inderdaad wél gedaan heeft, betekent dat dat Hillary en Norgay níet als eersten de hoogste berg ter wereld hebben bedwongen, concludeert Van Hattem. 'Tegelijkertijd zijn er genoeg mensen die zeggen dat je de top pas hebt bereikt als je ook weer heelhuids beneden komt.'

Pas tien jaar na hun expeditie wordt een eerste spoor van Mallory en Irvine teruggevonden, als Percy Wyn-Harris met enkele anderen tijdens een Britse expeditie een pikhouweel vindt. Irvine had de gewoonte om zijn uitrustingsstukken te voorzien van drie kerfjes, zodat de herkomst makkelijk te herleiden was. Op de bewuste pikhouweel zitten inderdaad die drie kerfjes, waardoor de vraag rijst: is hij hier gevallen, heeft hij die picker daar bewust achtergelaten? Het kan betekenen dat de twee klimmers ergens verderop te vinden zijn.

De picker ligt op een derde van de route tussen het zesde kamp en de top. Dat kan betekenen dat ze niet verder zijn gekomen, maar dat klopte niet met de waarneming van Odell. Daarom wordt aangenomen dat de pikhouweel op de terugweg is achtergelaten, wat erop duidt dat ze hun kamp alweer bijna hadden bereikt. Als Tibet na de Tweede Wereldoorlog bij China wordt gevoegd, willen de Chinezen via 'hun eigen' route de top bereiken.

In 1960 claimen ze dat ze de top bereikt hebben, wat in de westerse wereld aanvankelijk enorm betwist wordt. In 1975 doen ze het nog een keer, maar dan met een overvloed aan beeldmateriaal, aldus Van Hattem. Een Chinese klimmer, Wang Hongbao, zegt dat hij een lichaam in foetushouding heeft zien liggen van iemand in 'vintage clothing.' Een dag later komt Hongbao om het leven bij een ongeluk op de berg, nadat hij een medeklimmer over zijn vondst verteld heeft.

In 1999 laait de hele discussie opnieuw op, als de Amerikaanse bergbeklimmer Conrad Anker in een specifieke zoektocht naar overblijfselen de aanwijzing vindt 'waar de detectives al die tijd naar op zoek zijn': het lichaam met uitrustingsstukken van een van de twee. Het bevindt zich onder de graad waar in latere jaren meerdere lichamen zijn beland, doorgaans met felgekleurde nylon flarden. Die ziet Anker niet, zegt Van Hattem. 'Hij concludeert daarom dat het lichaam niet veel recenter kon zijn dan uit de jaren 20.'

Uit de etiketten in de kleren blijkt dat het om George Mallory gaat, terwijl men eerder Irvine vermoedt. Het lichaam heeft allerlei valwonden, een gebroken arm en een gebroken been, en er zijn indicaties dat hij uiteindelijk aan hoofdwonden overleden is. Hij ligt op zijn buik, met gestrekte armen – de bekende valhouding van geoefende alpinisten. Enkele dingen worden níet aangetroffen, zoals de foto van zijn vrouw, die hij op de top zou achterlaten. 'Sommigen zien dat als een aanwijzing dat hij de top wel bereikt heeft.'

Uit roestplekken op het gevonden horloge van Mallory kan worden afgeleid dat de wijzers om tien over vijf zijn gestopt. Ervan uitgaande dat het horloge bij de val tot stilstand is gekomen, moeten Mallory en Irvine een lange klimdag hebben gehad voor het fatale ongeluk. Bovendien heeft Mallory een touw om zijn middel en half om de schouder geslagen – een houding om de val van je partner te breken. Van Hattem: 'Dat suggereert dat er een valpartij is geweest, en dat Mallory heeft geprobeerd die te stoppen.'

Een belangrijk bewijsstuk dat ontbreekt is een cameraatje van Irvine en Mallory, dat Somervelle na zijn poging met Norton aan hen heeft gegeven. De camera wordt niet aangetroffen op het lichaam van Mallory. Irvine staat te boek als een erkend enthousiast amateurfotograaf, van wie vermoed wordt dat hij de camera met zich mee heeft gedragen.

In september 2024 vindt Jimmy Chin, een Amerikaanse professionele bergsporter en fotograaf, 'een stukje Irvine' terug in het smeltende ijs van de Rongbuk-gletsjer: een schoen met een voet in een sok erin, met op die sok een etiket, zegt Van Hattem. 'Dat etiket leest: A.C. Irvine. Chin had een expeditie georganiseerd vanuit National Geographic en de Royal Geographical Society, die dat soort expedities ook al in 1924 sponsorde. Dat is dus een soort traditie die zich voortzet.'

De Rongbuk-gletsjer bevindt zich helemaal onderaan de helling van enkele kilometers. Maar de vraag is volgens Van Hattem of het allemaal echt zo gebeurd is. 'Er is wel een voet gevonden, en dan denk je dat de rest in de buurt moet zijn. Maar aangezien die gletsjer honderd jaar gestroomd heeft, is 'in de buurt' een nogal relatief begrip.'

De camera van Irving is ook nog niet gevonden, en die zou een foto kúnnen bevatten van Irvine en Mallory op de top van de Mount Everest. Dat kun je zien als een groot gemis, maar Van Hattem is er niet per se rouwig om. 'Het mooie is dat het mysterie nog bestaat. Sommige mysteries moet je misschien niet wíllen oplossen, en bovendien is het nog maar de vraag óf het met de vondst van die camera is opgelost: aan de ene kant blijft analoge film uit die tijd heel goed geconserveerd wordt, in constante, koude en droge omstandigheden.'

Als Irvine de camera bij zich heeft gehouden, is het zaak om de camera snel te vinden: als het apparaat óp het gletsjerijs ligt, wordt het weer vochtig en valt er mogelijk weinig meer van te maken. 'Maar er ís een kans dat je het rolletje nog chemisch kunt ontwikkelen als je het onder de juiste omstandigheden aantreft – en dat er ook nog beelden uit voortkomen.' Maar kan het ook leiden tot de oplossing van het mysterie of Irvine en Mallory de eersten waren op de top van de Mount Everest? 'Als het een topfoto is wel, dan is de discussie ook afgelopen.'

Van Hattem zelf heeft een donkerbruin vermoeden dat de twee klimpioniers de top nooit bereikt hebben. Wél acht hij de kans groot dat ze op de terugweg zijn omgekomen. Dat duidt erop dat ze wel heel ver zijn gekomen. 'Een van de redenen dat ik denk dat ze er niet gekomen zijn, is dat ze vanaf kamp 6 nog een hoogteverschil van zo'n 700 meter moesten overbruggen. Toen Hillary en Norgay in 1953 uiteindelijk de top bereikten, deden ze dat vanuit kamp 9, op zo'n 250 meter van de top.'

Kortom: áls Irvine en Mallory de top al gehaald hebben en alweer zo ver terug waren, is sprake van een bijna onmenselijke prestatie. Die dimensies onderschatten mensen in die tijd, en alle clues wijzen er wel op dat er op de terugweg iets is misgegaan. Dat is eigenlijk een klassieker in de bergsport en dat maakt dat een beklimming pas écht geslaagd is als je thuis bent. 'Heel veel ongelukken gebeuren op de terugweg, dus afdalingen zijn eigenlijk nog gevaarlijker dan de beklimmingen.'

In die zin zijn Mallory en Irvine voor heel veel alpinisten nog altijd een waarschuwing om niet te ver te gaan, benadrukt Van Hattem. 'Zelfs als zij de top hébben gehaald, dan hebben ze zich verrekend in de kans om veilig terug te komen. Ik ben letterlijk een keer met een klimmaatje in Zwitserland bezig geweest op een graad waar het steeds mistiger werd en we elkaar nog maar amper konden zien. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat mijn maatje zich omdraaide en zei: dit gaat te veel op Mallory en Irvine lijken, we gaan terug.'