Het grootste deel van onze goudvoorraad bevindt zich buiten Nederland. Het lag daar veiliger dan in de kluis van De Nederlandsche Bank. Maar misschien moeten we het nu toch terug halen. Het Duitse Nazi-regime roofde tijdens de Tweede Wereldoorlog Nederlands goud, en gebruikte het om bondgenoten en neutrale landen te betalen.
Ondanks vele inspanningen van Nederland kwam na de oorlog nog niet de helft van het geroofde goud terug. Er ligt nog steeds bijna 74 ton Nederlands goud in de kluizen van andere Europese landen. Bij de huidige goudprijs is dat ongeveer drie miljard euro waard.
Het grootste deel van het geroofde goud ligt in Zwitserland. Maar ook Portugal, Spanje, Italië, Roemenië, en Zweden, gaven niet al het goud terug.
Er is de afgelopen dagen een relletje ontstaan over het Nederlandse goud. Slechts tien procent daarvan ligt in de kluis van De Nederlandsche Bank, onthulde tv-programma Nieuwsuur. De rest is in het buitenland, het grootste deel in de Verenigde Staten.
Kamerlid Ewout Irrgang van de SP vindt dat een slechte zaak. “Ik denk dat het goed is dat De Nederlandsche Bank het locatiebeleid eens gaat heroverwegen”, zei hij in de uitzending. “Ik kan me er wel wat bij voorstellen dat we het goud zoveel mogelijk in Nederland opslaan.”
De Amerikaanse publicist Jim Rickards waarschuwt Nederland het goud snel weg te halen, want de Amerikaanse overheid zou er wel eens beslag op kunnen leggen. Rickards heeft dat op het Pentagon gehoord. Mijn oud-RTL-collega Willem Middelkoop kan zich dat scenario voorstellen. “Laten we het goud in veiligheid brengen”, zei hij in Nieuwsuur.
Het was een bijzondere uitzending. Want dat het grootste deel van het Nederlandse goud in New York ligt, is al jaren bekend. DNB heeft er nooit een geheim van gemaakt. In het boekje “Geld & Goud”, geschreven voor scholieren, legde de bank het onlangs nog eens uit: “Een deel van het goud ligt achter slot en grendel in de kluizen van DNB. Maar het meeste goud ligt aan de andere kant van de oceaan: in de kluizen van de Federal Reserve Bank, op de granieten rotsen van Manhattan. Ook ligt er Nederlands goud bij de Canadese en de Engelse centrale bank.” Daar is geen woord Spaans bij.
Dat goud is daar voorafgaand en aan het begin van de Tweede Wereldoorlog terecht gekomen. Vanaf 1938 bracht Nederland ruim 358 ton goud, 65 procent van de totale reserve, naar New York, Londen en Pretoria. Direct na 10 mei, toen de Duitsers Nederland binnenvielen, werd nog eens 78 kilo in allerijl naar Engeland verscheept, schrijft DNB-er Corry van Renselaar in een studie uit het jaar 2000.
Ruim 100 ton bleef in de kluis achter. En 11 ton Nederlands goud belandde op de bodem van de Nieuwe Waterweg, nadat de loodsboot die de baren in veiligheid wilde brengen, op een mijn liep. Al dit goud (ook de 11 ton) werd door de Duitsers geconfisqueerd.
Als we dus iets kunnen leren van de geschiedenis, dan is het dat goud in Nederland wordt geroofd, en in New York niet. Wie gouddieven zoekt, moet niet naar de VS kijken, maar naar Duitsland, Zwitserland, Zweden, Portugal, Italië en Roemenië. Want van het in de oorlog geroofde goud hebben we nog niet de helft teruggekregen. De Duitsers sluisden het goud door naar andere landen, en daar liggen nog altijd veel Nederlandse goudbaren in de kluizen.
Zelfs als de Amerikanen zich in de toekomst ontpoppen tot ordinaire dieven, moeten we ons dan niet ook om andere, veel grotere zaken zorgen maken? Er ligt voor een paar miljard euro aan Nederlands goud in de VS, maar we hebben er voor ruim 70 miljard euro aan investeringen staan. Die kunnen in principe ook genationaliseerd worden. Als we de Amerikanen ons goud niet toevertrouwen, waarom dan wel ons geld?
Bovendien is ons goud ook in Nederland niet veilig voor roofzuchtige Amerikanen. Als die bereid zijn de internationale rechtsorde te schenden en de trans-Atlantische samenwerking op te blazen voor een paar ton goud, wat houdt ze dan tegen om een vliegdekschip naar IJmuiden te varen? Dreig met wat kruisrakketten, en we leveren al ons goud in.
Moeten we het goud dan maar in het buitenland laten? Misschien toch niet. Ons goud speelt in het monetaire stelsel geen rol. Logischerwijs maakt dan ook niet uit waar het ligt. Maar voor een deel van de bevolking heeft het goud wel een psychologische waarde.
Het vertrouwen in het geldsysteem kan dus wel degelijk worden ondermijnd door wantrouwen over onze goudvoorraad – hoe weinig die twee in de praktijk ook met elkaar te maken hebben.
Nu er, terecht of onterecht, twijfel is gezaaid over het goud in New York is de psychologische waarde ervan verminderd. Dat – en niets anders – zou voor DNB reden moeten zijn de spreiding van de goudvoorraad te heroverwegen.