HALL - Zondagochtend vroeg. Mijn vrouw schudt me wakker. Ze zegt dat er buiten iets loopt. Het hoofd is duf, maar signaleert een verkeerd geluid. Shit. Koeien in de tuin. Ok, we wonen in het Hallse buitgengebied, maar deze dieren horen in de wei van de nazomer te genieten en niet te nachtbraken in onze tuin. We snellen naar buiten. Koeien zijn adorabele wezens, maar kom je ze midden in de nacht tegen op een duistere plek, dan zijn ze als bij toverslag getransformeerd in gigantische schepsels met ogen als gloeiende kolen. Even goed goeiig. Maar het decor is anders. Opluchting. De koeien blijken richting de weg te lopen. Op één na. Die heeft de afdekking van het zwembad aangezien voor een stabiele vloer. Het arme dier zwemt-stapt nu rondjes in het bad. Ze houdt haar hoofd verticaal. Zo steken haar neusgaten net boven het wateroppervlak uit. Ik bel 112, mijn partner en de eigenaar van de nog jonge koe. De dame van 112 reageert enthousiast: 'Echt waar!!?? Jee!! leeft ie nog!??". Ze schakelt vervolgens efficiënt door naar de brandweer. De eigenaar van de koe is er eerder, het vermoeide dier heeft de voorpoten op de rand van het bad weten te krijgen en kalmeert als ze de boer herkent. Het dier laat zich gaan en gaat letterlijk drijven. Dan, net als de cavalerie in een film van John Wayne, arriveert de Eerbeekse vrijwillige brandweer. Twaalf, dertien man sterk. Verstralers gaan aan, de situatie wordt snel beoordeeld en brandslangen worden uitgerold. Die worden als riemen om het lijf van de koe gespannen. Even trekken en twee minuten later ligt het dier op de rand. Rillend van de kou en de stress. Gauw naar de stal. In het nachtelijk duister imiteert een van de brandweerlieden bij wijze van grap een klagelijke loei via de megafoon van de brandweerauto. Een ander zegt: "En ik zei nog zo: geen bommetje!". En dan vertrekken ze weer na een gebroken nacht.