In Tulsa, Oklahoma, kwamen horden mensen af op het opgraven van een Plymouth Belvedere die in 1957 was begraven. De oldtimer was ingekapseld in een betonnen kluis die een atoombom moest kunnen overleven. Met de "begrafenis" waren 40 liter benzine meegegeven, een blik olie voor een tussenbeurt, een kratje bier en in het handschoenkastje bevond zich de gemiddelde inhoud van een damestasje, haarspelden, lipstick, kauwgom, een pakje sigaretten, $2.34. De auto zou de hoofdprijs zijn voor de persoon (of erven van) die in 1957 het meest nauwkeurig het Tulsa-inwonertal raadde. Ook wint diegene een spaarboekje dat destijds met $100 dollar weggezet is met een huidig saldo van $1200.
Al snel bleek bij opening van de kluis dat de inhoud niet al te best meer zou zijn, er stond ruim een meter water in de tombe. Na het leegpompen begon men met inspectie van de wagen, het interieur was in verregaande staat van ontbinding, de lak volkomen weggevreten en wat ooit een fiere motor was werd nu als een klomp roest tussen de doorgezakte ophanging aangetroffen.