‘Leuke vakantie gehad?’, vraagt de dokter. ‘Ja’, zegt de man. ‘Vertel jij maar waar we waren Loes.’ Geschrokken kijkt Loes naar de dokter. O shit, denkt ze, dat zou ik natuurlijk moeten weten. Maar ze heeft geen idee. Stress en ongemak vullen de spreekkamer. Geriater en onderzoeker Jurgen Claassen maakt het dagelijks mee: partners van demente patiënten die het geheugen van hun vrouw of man proberen te testen. ‘Niet doen’, zegt Claassen. ‘Er komen alleen maar frustraties en ruzies van. Want het hersengebied dat nieuwe informatie opslaat is stuk. Kapot. Voorgoed. Dat ga je niet meer repareren met wat trucjes.’

Gemiddeld krijgen elk uur vijf Nederlanders dementie. De officiële diagnose volgt gemiddeld ruim een jaar later. Wat kun je doen als het om je partner, broer of moeder gaat? Claassen, verbonden aan de geheugenpoli van het Radboud UMC, schreef er een praktisch boek over. Daarin staat alles wat hij zijn patiënten en hun familie en vrienden graag zou willen vertellen, maar waarvoor tijdens het spreekuur geen tijd is. Een van zijn belangrijkste adviezen is: ga je demente partner of moeder niet telkens overhoren als een schoolkind. Vertel gewoon zélf dat jullie in Frankrijk waren en wat je daar gedaan hebt. Met een beetje geluk haalt dat bij de partner herinneringen naar boven en prettige emoties.’

‘Het overhoren is goed bedoeld. Mensen denken over het brein: use it, or lose it. Maar hersenonderdelen die kapot zijn, kun je niet trainen. Als je de patiënt elke keer met zijn onvermogen confronteert, raakt hij gefrustreerd en geïrriteerd. Dus stop met vragen: wie komt er straks ook alweer op bezoek? Zeg liever: ‘Ik ga vast even koffiezetten, want onze dochter komt zo.’ En daarna: ‘Ik ga de deur opendoen, want onze dochter is er.’