Overal ter wereld zijn aangespoelde kwallen een normaal verschijnsel. Er zijn plekken waar er zelfs wel een miljard op het strand terechtkomen. Maar pootjebaders aan de Amerikaanse oostkust stuitten deze zomer op een verrassend spektakel: duizenden geleiachtige ‘knikkers’ waren aangespoeld.

Vanwege hun uiterlijk worden ze ook wel als ‘kwalleneitjes’ aangeduid, maar deze diertjes uit de familie Salpidae zijn nauwer verwant aan de mens dan aan kwallen. Sterker nog, het enige dat Salpidae en kwallen gemeen hebben, is dat ze beide geleiachtig zijn en in de oceaan ronddrijven, zegt Larry Madin, hoofd wetenschappelijk onderzoek van het Woods Hole Oceanographic Institution in Massachusetts.

Door veranderingen in de windrichting of zeestroming spoelen de tonvormige diertjes geregeld aan op het strand, zegt Paul Bologna, directeur mariene biologie en kustwetenschappen aan de Montclair State University in New Jersey. En dat gebeurde ook op 11 en 12 juli in Ocean City, Maryland en in Cape Cod bij New York, waar deze zomer veel Salpidae werden gezien.

Het goede nieuws is dat ze volstrekt ongevaarlijk zijn – in tegenstelling tot sommige andere geleiachtige dieren die de afgelopen jaren op stranden zijn aangetroffen. Vorige week nog spoelde in Atlantic City, New Jersey een Portugees oorlogsschip aan, en Bologna vertelt dat vorig jaar een aantal kubuskwallen voor de kust van New Jersey zijn gespot.

Salpidae zijn manteldieren, een diergroep waarin Madin is gespecialiseerd. Manteldieren hebben een primitieve ruggengraat die je bij kwallen niet aantreft. De dieren kunnen ook lange kettingen van klonen ‘baren’, en uit recent onderzoek blijkt zelfs dat ze mogelijk kunnen worden ingezet bij het tegengaan van de opwarming van de aarde.

De Salpidae die het vaakst op stranden worden gezien, zijn zo groot als knikkers en behoren tot de ongeveer vijftig soorten die overal ter wereld voorkomen, van Antarctica tot iets ten zuiden van de Noordpool. Sommige soorten worden dertig centimeter lang.

Een deel van hun levenscyclus bestaat uit aseksuele knopvorming, waarbij het dier een ‘ketting’ van hermafrodiete klonen voortbrengt die aan elkaar geketend blijven; bij sommige soorten kunnen deze kettingen vijftien meter lang worden. Salpidae-kettingen kunnen allerlei vormen aannemen, vertelt Madin: één soort maakt een wiel, een andere een dubbele spiraal.

Uiteindelijk vallen de kettingen uiteen. Alle individuen die daarbij losraken, worden vrouwelijk; ze bevatten elk één eitje. Mannetjes van een vorige generatie zullen de vrouwtjes bevruchten, die vervolgens een embryo produceren. Maar daarna produceert de ‘moeder’ zelf testikels, waarmee ze de eitjes van andere dieren in de buurt zal bevruchten – en dat alles terwijl het embryo zich in haar lijf blijft ontwikkelen. Het embryo wordt uiteindelijk uitgescheiden en zal een nieuwe ketting van klonen voortbrengen.

Dit vermogen van Salpidae om te paren en genetisch materiaal van verschillende individuen te combineren, houdt populaties gezond, zegt Madin, terwijl ze zich tegelijkertijd zeer snel kunnen voortplanten door zichzelf te klonen.

Door hun kloongedrag weten Salpidae goed gebruik te maken van algenbloei. De diertjes doen zich te goed aan de algen en scheiden lange kettingen met gekloonde baby’s af. Door al dat eten scheiden ze ook grote ballen met uitwerpselen uit, die snel zinken – in een tempo van een kilometer per dag, aldus Madin.

De uitwerpselballen van Salpidae kunnen een geheim wapen tegen klimaatverandering zijn. De algen die ze verorberen, gebruiken kooldioxide (CO2) uit de atmosfeer om te groeien. Salpidae eten de algen, met inbegrip van het CO2, waarna dit in de uitwerpselballen naar de oceaanbodem zinkt, waar het feitelijk uit de koolstofcyclus wordt verwijderd.

Kortom, Salpidae ‘verpakken’ het CO2 in handzame ballen die erg snel naar de bodem zinken, zegt Bologna. “Het zou een manier kunnen zijn waarop je de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer kunt reguleren.”

Madin denkt niet dat Salpidae de groeiende hoeveelheid CO2 in de atmosfeer kunnen bijhouden, maar benadrukt wel dat ze plankton kunnen eten dat veel kleiner is dan de kleinste zeekreeftjes. “Een van de verschijnselen die zich bij de opwarming van de aarde voordoet, is dat het fytoplankton verandert van grotere soorten, zoals diatomeeën, in kleinere soorten: picoplankton”, legt hij uit.

“Nu de oceanen opwarmen, hebben Salpidae mogelijk een concurrentievoordeel”, aldus Madin, omdat ze de zeer kleine planktonsoorten kunnen eten die steeds meer zullen voorkomen.

En dat betekent dat we in de toekomst waarschijnlijk ook meer van deze geleiachtige wezens op het strand zullen aantreffen.
Foto