Britse paleontologen hebben de gefossiliseerde schaar gevonden van een zeeschorpioen die ongeveer 2,50 meter groot moet zijn geweest. De vondst, die werd gedaan in 390 miljoen jaar oude rotsen, duidt er volgens de wetenschappers op dat spinnen, insecten, krabben en soortgelijke dieren in de oudheid groter waren dan tot nu toe gedacht. "Er zijn wel eerder fossielen van monsterduizendpoten, supergrote schorpioenen, kolossale kakkerlakken en jumbo-libellen gevonden, maar tot nu toe beseften we niet hoe groot sommige van die beestjes in de oudheid waren", zegt Simon Braddy, een van de paleontologen die de ontdekking deden. De zeeschorpioen is er een van een soort waarvan werd gedacht dat hij hooguit twee meter kon worden, de Jaekelopterus Rhenaniae. Een van de drie paleontologen, Markus Poschmann, deed de daadwerkelijke vondst enkele jaren geleden in een steengroeve in de buurt van Prum in Duitsland, maar zijn collega's en hij deden er geruime tijd over om vast te stellen om wat voor fossiel het ging. Poschmann vond de schaar in stukjes, die schoongemaakt, gedroogd en in elkaar gezet moesten worden. De Duitse paleontoloog Jörg Schneider, die niet bij het onderzoek betrokken was, vertelt dat reuzenschorpioenen de zeeën bij gebrek aan natuurlijke vijanden miljoenen jaren domineerden. "Uiteindelijk werden ze door grote vissen met kaken en tanden uitgeroeid", aldus Schneider. De (uitgestorven) zeeschorpioen wordt gezien als de voorouder van de huidige schorpioen en mogelijk van alle spinachtigen. De Jaekelopterus Rhenaniae leefde volgens Braddy zo'n vierhonderd miljoen jaar geleden en kwam alleen in Duitsland voor. Het dier heeft tien miljoen jaar bestaan.