Gerst is een graansoort die sowieso al bekend staat om haar zouttolerante karakter. Wetenschappers uit Saudi-Arabië hebben nu via veredeling een variant ontwikkeld die zeer goed presteert in zandgrond bewaterd met zeewater – ideaal voor een woestijnland.

Met zoutwaterirrigatie in kuststreken zouden heel wat dure en omslachtige praktijken zoals het ontzilten van zeewater of het aanvoeren van zoet water uit het hinterland kunnen worden omzeild. Voorwaarde is echter wel dat op de akkers die worden geïrrigeerd gewassen groeien die bestand zijn tegen zout.

Gerst, een basisbestanddeel van onder meer bier en brood, is als graansoort – zeker in vergelijking met tarwe of rogge – sowieso al goed opgewassen tegen een hoog zoutgehalte in de bodem. Saudische biologen gingen daarom met gerstplanten aan de slag om die bestendigheid nog te verhogen.

De veredelaars vertrokken van een commercieel gangbare, Europese ‘moedergerstplant’, een gewas waarvan de volledige genoomsequentie trouwens al enkele jaren bekend is. Deze plant kruisten ze met vijfentwintig verschillende ‘vaderplanten’ uit het Midden-Oosten die van oudsher al beter bestand zijn tegen zout. De verschillende gerstvarianten werden geteeld op een proefveld in de golfstaat Dubai, op een akker bestaande uit diepreikende zandgrond bewaterd met zeewater.

De onderzoekers namen nauwgezet de verschillende groeikenmerken van het gerst op. Niet alleen de hoogte van de plant en de grootte van de korrel was daarbij belangrijk, maar ook de lengte van de bloeitijd – die is immers cruciaal voor commerciële exploitatie. Een ‘dochterplant’ afkomstig van een vaderlijke gerst uit Noordwest-Irak bleek de uiteindelijke winnaar van het veredelingsproces: hij leverde meer dan 30 procent meer gerstmeel op bij de oogst dan gewone, Europese gerst.