Toen 66 miljoen jaar geleden de dinosaurussen uitstierven, overleefde één groep dieren: de vogels. En dat kwam, omdat die dieren niet groter maar juist kleiner waren geworden. Vandaag de dag zijn er 10.000 vogelsoorten. Daarmee is het de meest diverse groep dieren met vier ledematen ter wereld. Een nieuwe studie laat zien hoe de vogel zo succesvol kon overleven: vogels begonnen al kleiner te worden, lang voordat de rest van de dinosaurussen verdwenen.

Ooit waren dinosaurussen klein. 230 miljoen jaar geleden wogen de meesten tussen de 10 en 35 kilo. Ze waren zo groot als een gemiddelde hond. Maar al snel werden ze groter. Binnen 30 miljoen jaar wogen ze 10.000 kilo. Nog later werden sommige soorten wel 35 meter lang en wogen 90.000 kilo.

De dino’s stopten wel met groeien, maar behielden hun grootte, behalve de maniraptora. Deze gevederde dieren groeiden ook deels door, maar een ander deel van hen werd in tientallen miljoenen jaren juist weer klein. En alleen de dieren die nog maar ongeveer een kilo wogen, overleefden de asteroïde-inslag. Dat waren de vogels. Doordat ze zo klein waren, konden ze zich makkelijker aanpassen aan de veranderde omstandigheden in tegenstelling tot de enorme dinosaurussen met bijbehorende grote honger.

De voorouders van de vogel werden in eerste instantie kleiner, omdat ze daardoor beter konden vliegen. Dat kost met minder gewicht uiteraard minder energie.