Op de bodem van de Noordzee zijn duizenden kraters te vinden. Wetenschappers denken nu te weten waarom.

De oceaanbodem is bezaaid met miljoenen mysterieuze ondiepe kraters, ook in de Noordzee. Lange tijd gingen wetenschappers ervan uit dat die werden gevormd door methaangas dat uit de zeebodem lekt. Maar een nieuwe studie in het vakblad Communications Earth & Environment komt nu met een andere dader: de bruinvis.

Dankzij nieuwe onderzoekstechnieken en -apparatuur krijgen we een steeds gedetailleerder beeld van de zeebodem, en dus ook van die vreemde kraters. Sommige zijn kleiner dan een meter en andere kunnen een diameter van honderden meters hebben. Maar de nieuwe data laten ook zien dat waarschijnlijk lang niet alle kraters door methaangas gevormd kunnen zijn, zoals eerder werd gedacht. Hoe ze dan wel zijn gevormd, is nu nog giswerk.

Duitse aardwetenschappers probeerden daar verandering in te brengen. Ze analyseerden nieuwe echobeelden van de Noordzeebodem in de Duitse Bocht – het stuk zee tussen de Waddeneilanden en Denemarken. Ze schatten dat daar ruim 40.000 ondiepe kraters te vinden zijn. Maar ze vonden geen enkel bewijs voor lekkend methaangas in die regio.

Die moeten dus anders zijn gevormd. In de wetenschappelijke literatuur gaan er verschillende theorieën rond over alternatieve vormingsprocessen. Volgens sommige onderzoekers zouden ze kunnen worden gevormd door dieren die de zandbodem omploegen op zoek naar voedsel.

De aardwetenschappers haakten daarom een aantal biologen aan. Zij wisten te vertellen dat er in deze regio veel bruinvissen zwemmen. Deze walvisachtigen graven met hun snuit 10 tot 20 centimeter in het zand terwijl ze zoeken naar vissen die zich in de zeebodem schuilhouden.

Volgens de aardwetenschappers kunnen de kuilen die zij daarbij achterlaten door bodemstromingen worden vergroot. Hevige stormen zouden de kraters waarschijnlijk juist weer uitwissen. Totdat bruinvissen weer nieuwe gaten graven.

De gedachte dat walvissoorten verantwoordelijk zijn voor de mysterieuze kraters gaat al langer rond. Maar het blijkt moeilijk om hier direct bewijs voor te vinden.

De aardwetenschappers en biologen gooiden het daarom over een andere boeg. Ze vergeleken bestaande data over de verspreidingsgebieden van bruinvissen en hun prooien in de Duitse Bocht met de locaties van de kraters. En die bleken enorm goed te overlappen. Dus: op plekken met veel kraters zitten er veel vissen in het zand en zwemmen er veel bruinvissen rond.

Daaruit trekken ze de voorzichtige conclusie dat bruinvissen de oorzaak zijn van de kraters in de Noordzee. Ze schrijven ook dat de veel kraters in andere delen van de oceaan waarschijnlijk op een vergelijkbare manier worden gevormd. Maar de hypothese is nog verre van waterdicht. Het exacte mechanisme achter de formatie van de kraters door walvissoorten en de verdere uitbreiding door waterstromingen is namelijk nog altijd niet direct geobserveerd.