Toen de Italiaanse koning Umberto II in 1946 afgezet werd, liet hij een koffertje met kroonjuwelen achter in een kluis van de Italiaanse Centrale Bank, met de aantekening ‘voor wie er recht op heeft’. Zijn vier kinderen willen de schat nu terug van de staat.

Het zijn schitterende oorbellen, kettingen, broches en diademen met daarin 7632 briljanten en 2000 parels verwerkt, ter waarde van misschien wel driehonderd miljoen euro. Deze schat aan juwelen is het middelpunt van een venijnig gevecht tussen de kinderen van de laatste koning van Italië en de Italiaanse staat.

De laatste koning was Umberto II. Hij en zijn familie werden in 1946 na een referendum het land uit gejaagd, omdat de koninklijke familie tijdens de Tweede Wereldoorlog met de fascistische leider Mussolini had samengewerkt. Op 2 juni van dat jaar maakten de Italianen van hun land een republiek; in Italië nog altijd een feestdag.

Op 5 juni 1946 liet Umberto II een leren koffertje met de kroonjuwelen achter in de Italiaanse Centrale Bank, met de aantekening ‘voor wie er recht op heeft’. Het koffertje, bekleed met azuurblauw fluweel, staat sindsdien achter slot en grendel in de bankkluis.

De vier koninklijke kinderen Vittorio Emanuele, Maria Gabriella, Maria Pia en Maria Beatrice vinden dat daar verandering in moet komen: ze eisen de koffer op. De familie heeft daarover contact gezocht met de Banca d’Italia, het ministerie van financiën en het kantoor van de premier. Maar die hebben deze week laten weten de eis niet in te willigen: volgens hen zijn de juwelen van het Italiaanse koninkrijk – en dat bestaat niet meer.

Nu vriendelijke gesprekken niets hebben opgeleverd, willen de kinderen een rechtszaak beginnen. Hun advocaat zegt dat de juwelen slechts bewaard zijn in de bank en nooit formeel in beslag genomen, en daarom aan de erfgenamen van Umberto II toebehoren.