Dierenambulance 2 | |
14-08-24 19:10:54 | allone Oudgediende WMRindex: 51.874 OTindex: 93.088 |
Was dat soms Schrödinger's Kat? | |
15-08-24 11:49:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
@allone: Mogelijk Maar ook de kist waar die kat al dan niet in zat heb ik niet gevonden. | |
15-08-24 11:50:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.2: Ontstaart Iets na de koffie gaat de telefoon. Er moet een kitten opgehaald worden bij één van de dierenartsen in de stad. Tegelijk moet ik de medicijnen meenemen voor het beestje. Aldus ingelicht ga ik onderweg. Bij de dierenarts aangekomen wordt onmiddellijk gevraagd: “Komt u voor de kitten”? Daar kwam ik voor. Dan is de vraag of de bench is meegekomen of dat deze niet van het asiel is. Ik krijg de bench te zien, maar herken het ding niet. De halfvervaagde opschriften zijn mij onbekend. Dus pak ik er eentje uit de bus en samen doen we de kitten in de bench. Het dier heeft een kale kont en mist het grootste deel van de staart. Het dier is door één van de collega’s opgehaald in een dorp in de andere regio. Staart was zwaargewond, bot stak eruit en was ontstoken. Daarop is de staart grotendeels geamputeerd en het achterwerk kaalgeschoren om de infectie te behandelen. Ik krijg de medicijnen mee en dat was dat. Aangekomen op het asiel overhandig ik de bench met het dier en de medicijnen. Verder vertel ik van de bench. Het blijkt toch één van ons te zijn. Helaas sluit de dierenarts om 12:00. Het is te laat om dat ding al op te halen. Dat gaat niet eerder dan maandag. En dan moet ik de bench van de bus ook weer terug hebben. Ik moet er nog een keer om vragen “Oh, ik dacht dat ‘ie van ons was”. Goed beschouwd is dat ook zo. Dit soort uitrusting wordt door het asiel geleverd. Maar ik wil wel graag mijn inventaris compleet hebben. Dan lever ik nog de volgekladderde formulieren in, dat begon alweer een aardige stapel te worden. Gemiddeld twee meldingen per formulier, dat jongt aan. En dan nog een stapeltje schone handdoeken. Ook dat is roofgoed. Dan kan ik weer op huis aan. | |
15-08-24 15:29:45 | allone Oudgediende WMRindex: 51.874 OTindex: 93.088 |
@Emmo: misschien zit de kist ook in t complot | |
16-08-24 09:56:22 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
@allone: k Zal 't 'm vragen als 'k 'm zie... | |
16-08-24 12:06:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.3: Hoge bomen Laat in de middag gaat de telefoon. Iemand heeft een kraai in een boom zien zitten. Nou is dat niet echt ongebruikelijk, ware het niet dat dit beest vastzat aan een tak. Op, volgens zeggen, een metertje of tien hoog. Toch maar even de dierenambulance gebeld. Op de centrale, waar het eerste telefoontje binnenkomt, is bekend dat we niet zo hoog kunnen springen. Dus de brandweer gevraagd. Die zegt dat eerst de dierenambulance moet gaan kijken en maar weer eens bellen. Aldus ga ik onderweg. Het adres is een klein dijkdorpje aan mijn kant van de rivier. Het ligt wat afgelegen. Je komt er alleen maar als je er echt moet zijn. De laatste keer dat ik daar was moest ik in de weer met een vangkooi (melding 5.1: Gevangen kat) en daarvoor al eens voor twee verweesde egeltjes. Het adres is op de dijkweg, daar zet ik de bus neer en stap uit. Domdommetje is weer eens in de war met de huisnummering en daarom moet ik een stukje lopen naar het juiste adres. Ondertussen bel ik naar de melder. Die zegt dat hij eraan komt en dat hij me bij de bus zal opwachten. Ik loop terug naar de bus en daar komt een man op een fiets aanrijden. De melder. Het blijkt dat de kraai vastzit op een weggetje de uiterwaard in naar de haven toe. Ik moet keren er rijd vervolgens achter de melder aan de dijk af. Bij een hoge eenzame boom stopt mijnheer. Ik zet de bus neer op de oprit naar een weiland. Het weggetje is te smal en in de berm gaat niet, dan rol je zo de sloot in. Op deze manier kan in ieder geval eventueel ander verkeer erlangs. Bovenin die boom zit de kraai. Fladdert zo af en toe en zit overduidelijk vast. Net zo overduidelijk is ‘ie buiten mijn bereik. Dus toch de brandweer laten komen. Van de centrale had ik een algemeen telefoonnummer gekregen. Dat bel ik. Ik krijg een centralist aan de lijn die het één en ander vraagt. Dan zegt ze dat ze de brandweer laat komen en dat deze zal beslissen wat of ingezet zal worden. Oké, hullie hebben zoiets vaker bij de kop dus hullie zullen het wel weten. En zo niet, dan doen we het anders. Een kwartiertje later komt de brandweer aanzeilen. We praten even en bekijken de situatie. Op het dak van de brandweerauto liggen een lange ladder en een lange pikhaak. Beide worden in stelling gebracht. Een van de brandweerlieden klimt de ladder op, de rest houdt de ladder van onderen vast. De pikhaak wordt aangegeven en met die haak probeert de man de tak met de kraai naar zich toe te buigen. Dat mislukt een paar keer en de man geeft het op. Dan wordt van een ander korps een hoogwerker opgeroepen. Ook die komt na een kwartiertje. Bovenaan de dijk keert de hoogwerker en rijdt achterwaarts richting de boom met de kraai. De stempels worden uitgedraaid en twee man gaan met het bakje omhoog naar de kraai. Die wordt los geknipt en de arm komt weer omlaag. Daar krijg ik de kraai aangereikt. Één van de omstanders en een brandweerdame knippen en snijden de visdraad, waarmee het dier had vastgezeten, los van de poten, terwijl ik het dier vasthoud. Als alles verwijderd is inspecteer ik het dier. Zo te zien niets mis met hem, op een klein schaafwondje aan één van de poten na. Dat mag geen naam hebben. Dan laat ik het dier los in de berm. In plaats van met een verontwaardigt gekras weg te vliegen hipt het dier de berm af het weiland op. Daar blijft ‘ie zitten. Denkelijk is ‘ie toch niet zo goed te pas als ik dacht. Ik haal een net uit de auto om het dier weer te vangen, maar zelfs dat is niet nodig. Terwijl ik het net pakte was de brandweerdame de wei ingelopen en pakt de kraai zonder omwegen op. De kraai wordt in één van mijn mandjes gedeponeerd. De brandweer, de melder en de overige omstanders vertrekken en ik bel de opvang om te vertellen dat ik een kraai voor hem heb. Ik kan het dier zoals gebruikelijk in een doos op de vriezer zetten. Ondertussen is er alweer een nieuwe melding binnengekomen. Ditmaal over een ekster die vast zit bij een duiker in de nieuwe wijk van de stad. De melder zou me kunnen uitduiden waar precies. Zelf kon ze er niet bij. Ik meld terug dat ik eerst de kraai ga wegbrengen en dan op de ekster af ga. | |
17-08-24 09:13:02 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.4: Ekster voor egel Net als ik de kraai aflever bij de opvang komt er alweer een melding binnen. Dit keer over een, naar het schijnt, zieke egel. Ik geef antwoord door de telefoon en zeg dat ik de volgorde van afhandeling laat afhangen van de geografische positie. Dan kijk ik op de app waarop de verschillende adressen zijn aangegeven. Als ik van de opvang naar de ekster rijd, dan kom ik door het straatje van de egel. Da’s makkelijk. Eerst de egel en dan de ekster. Naar de egel is het hooguit vijf minuten rijden. Aan de ene kant van de weg staan rijtjeshuizen, aan de andere kant een schoolgebouwtje met een vrij ruim grasveld ervoor. Ik zet de bus tegenover het huis, met de wielen half op het grasveld. Een stuk of wat kinders zwaaien enthousiast vanuit de voortuin. Ik stap uit en haal een middelgroot bakje uit de bus. Het kon wel eens een dikke egel zijn. Er zijn dit jaar een hoop slakken en dat is het lievelingskostje van een egel. In de voortuin zitten twee vrouwen en een schuif kinders. De egel zit in kartonnen doos. Ik pak het dier op en inspecteer het. Stuk of wat vliegeneitjes tussen de stekels, oprollen vind ‘ie niet nodig en bijt me bovendien in de vinger. Vliegeneitjes zie je wel vaker en dat bijten, tja, het is en blijft een wild beest al is het voor het eerst dat ik door een egel wordt gebeten. Alleen dat ‘ie niet oprolt vind ik vreemd. Dat is normaal de eerste en enige verdediging van een egel. Ik weet het niet, maar voor alle zekerheid toch maar naar de opvang brengen. Dat praai ik door aan de verzamelde omstanders die het daar volledig mee eens zijn. Daarvoor hebben ze tenslotte gebeld. Een van de dames vertelt dat ze hem al een paar keer hadden zien lopen op het grasveld en dat ‘ie op een gegeven moment de straat overstak. Overdag in de weer zijn is ook geen goed teken. Ik doe het dier in het bakje. Gelukkig heb ik niet de kleine meegenomen, het is inderdaad een dikke. De kindertjes willen allemaal nog even kijken. Dat kan. Dan gaat de deksel dicht en ik loop terug naar de bus. Daar bel ik de opvang. Ik hoor de beheerder twijfelen, maar ik kan toch doorkomen. “Zet maar op ‘t aanrecht, met een uurtje kom ik naar de opvang en dan vind ik hem wel”. Ik kies vervolgens het nummer van de ekster en rijd terwijl de telefoon overgaat alvast in die richting. Dan wordt er opgenomen. Een vrouw aan de andere kant. Ze waren aan het wandelen geweest en hadden de ekster zien spartelen. Op de terugweg kwamen ze langs hetzelfde stekkie en toen was ‘ie foetsie. Denkelijk heeft het beest zichzelf los geworsteld en is aan z’n stutten getrokken. Kan gebeuren. Ik babbel nog even met mevrouw en gezamenlijk komen we tot de conclusie dat mijn aanwezigheid niet langer enig nut zal hebben. Op de eerstvolgende rotonde slinger ik de bus 180° rond en ga terug richting opvang. Daar doe ik de egel in een doos, formuliertje erbij. In de andere doos geeft de kraai van de vorige melding met luid misbaar te kennen dat ‘ie het niet eens is met z’n opsluiting. Gelukkig had ik een dikke baksteen op die doos gelegd. Die blijft wel liggen. Ik ga weer op huis aan. | |
18-08-24 11:02:25 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.5: Artsenritje en aanrijding De andere dag in de ochtend komt een appje binnen. Of ik om elf uur een kitten van de dierenarts kan ophalen. Dat is er eentje die met ernstig oogletsel gisteren is binnen gebracht. Dat had ik in de apps voorbij zien komen. Ik zet een wekkertje dat ik het niet vergeet en ga verder met m’n doensels. Een kwartiertje voordat ik onderweg ga komen nagenoeg tegelijkertijd een appje en een telefoongesprek binnen. In de stad heeft iemand een kat aangereden, is gestopt en uitgestapt. Beestje leefde nog. Toen heeft ‘ie de dierenambulance gebeld. Netjes. Niet iedereen die een kat aanrijdt neemt de moeite om te stoppen en om hulp te vragen. Ik bel, zoals gebruikelijk, op om te vertellen dat ik onderweg ben en dat het een half uurtje gaat duren. Het spijt me voor de kat en voor mijnheer maar ‘t is niet anders. Ik ben net vijf kilometer onderweg als de telefoon gaat. Dezelfde melder aan de lijn. Inmiddels is de eigenaar van de kat komen opdagen en zal het dier zelf naar de dierenarts brengen. Goed. Dat is in een dergelijke rotsituatie de beste oplossing. Dan bel ik de centrale om te melden dat de kat van de aanrijding al voorzien is en dat ik direct doorga naar de dierenarts. Ik ben dan wel een kwartiertje te vroeg maar als dat een probleem is dan wacht ik wel. Centrale weet te melden dat de dierenarts een half uur later wordt en nodigt me gelijk uit voor een bak koffie bij hem thuis. Voor een bak koffie ga ik door roeien en ruiten dus dat is kat in ‘t bakkie. Bij de centrale krijg ik de koffie en we klasjeneren wat over een reparatie waar centrale momenteel mee bezig is. Dan is het tijd om naar de dierenarts te gaan en dat kitten op te halen. Bij de dierenarts zegt de receptioniste dat het beestje zonder transportbox is ingeleverd. Dat komt mooi uit, want hier staat nog de box die ik gisteren niet meegenomen had (melding 11.2: Ontstaart). “Oh, was die toch van u”? Inderdaad. De markering die ik niet herkende was van een kat uit het asiel. Ik krijg een zielig hoopje kat mee in de box. Naar het asiel. Beestje met medicijnen afgeleverd, vuile handdoeken ingeleverd en ik was weer klaar. De rest van de dag geen meldingen meer gehad. | |
19-08-24 10:52:48 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.6: Waterhoen zonder vis Net na de koffie gaat de telefoon. In het park van de stad is een waterhoentje waargenomen dat op de één of andere manier vastzat. Melder had verzocht door te geven wanneer de dierenambulance zou arriveren. Dat kan. In de meeste gevallen doen we dat sowieso. Ik bel op, maar na een paar keer overgaan wordt de verbinding verbroken. En dat drie keer aaneen. Dan maar een alternatief: een berichtje opstellen. Net als ik daar mee bezig ben gaat de telefoon. De melder. Zij had ruzie met de instellingen of zoiets. Maar er is contact. Melder duidt duidelijk uit waar ik precies moet zijn en ik vertel dat het een half uurtje gaat duren. Mevrouw gaat nog even kijken of het beestje er nog zit en geeft aan dat ‘ie nog steeds vastzit. Daarmee ga ik onderweg. Het adres is aan de rand van de binnenstad, tussen die binnenstad en de voormalige stadswallen die nu een park vormen. Vaak is parkeren daar een crime, maar dat zie ik wel als ik er ben. Als ik kom aanrijden staat een vrouw op de wal te zwaaien. Dat is vast de melder. Precies op die plek is er ruim parkeergelegenheid, drie auto’s groot. Ideaal. Ik schuif de bus op de parkeerplek, stap uit en maak kennis met de melder. Zoontje van een jaar of zeven is ook aanwezig. Mevrouw en nageslacht gaan me voor richting vijver. Daar zit aan de oever inderdaad een waterhoentje vast. Het dier zit aan een soortement lijn met ongeveer een meter vrijheid. Helemaal in paniek natuurlijk, dat beest, zeker al ik er op toeloop. Hij vlucht, uiteraard, voor mij uit het water in en blijft dan aan die draad hangen. Aan die draad, het is een stuk visdraad, haal ik het spartelende dier naar me toe. Aan het andere eind van de visdraad zit een dikke half vermolmde tak. “Krak” de tak doormidden en het beest is vrij. Nu de draad nog. Heb ik verdorie mijn zakmes niet bij me. Dat is een soortement multitool met ook een schaartje er in. Maar ik heb ook het één en ander aan gereedschap in de bus. Samen lopen we terug naar de bus, ik met het verontwaardigde waterhoen in de handen. Beest draait naar alle kanten met z’n hals en pikt me herhaaldelijk in de polsen. Bij de bus houd ik met één hand de vogel in bedwang en met de andere open ik de deur. Even de bakken doorzoeken en daar vind ik een schaartje. Ik pak het dier weer met twee handen en mevrouw knipt met het schaartje de poten vrij. Klaar. Mevrouw wil nog even wat foto’s maken “Zo dichtbij kom je nooit bij die beesten”. Dat kan. Dan gaan we weer in optocht terug naar de vijver en daar laat ik het beest vrij. Onder luid gesnater racet het dier in de richting van een eilandje waar zijn of haar vermoedelijke echtgenoot opwachting maakt. Ik neem afscheid van mevrouw en haar zoontje. Bij de bus dep ik mijn bebloede polsen met een Tork-papiertje, dat we standaard in de bus hebben voor schoonmaak doeleinden. Dat geneest wel weer. Ik kan weer op huis aan. | |
20-08-24 11:17:20 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
11.7: Vuilbekkende ooievaar Ik maak aanstalten om onderweg te gaan voor de overdracht. Net als ik in de bus zit en het Domdommetje instel gaat de telefoon. Centrale heeft wat bijzonders. Het is een melding over een ooievaar die er volgens de melder slecht aan toe is. Punt is dat het adres van de ooievaar niet tot ons gebied behoort. Melder had de dierenambulance voor haar regio gebeld en nul op rekest gekregen. Reden? Geen idee. Te laat, te ver weg, geen zin? You name it. Melder accepteerde dat niet en is aan het rondbellen gegaan. Uiteindelijk via de politie zijn ze bij ons terecht gekomen. Centrale vraagt of ik al onderweg ben naar de aflossing en of het adres op mijn route ligt. Beide gevallen “nee”, al scheelt het weinig. Voor mij maakt het niet uit. Ik ben dan wel wat langer onderweg maar het gaat vooral om dat beest en voor een klein deel om de melder. Die laatste wil geholpen worden en het dier kan, als het er zo slecht aan toe is, beter naar een opvang. Ik ga onderweg. In kilometers is het ongeveer de helft van wat ik normaal rijd voor een melding. Als ik kom aanrijden moet ik even zoeken naar het juiste nummer. Echt duidelijk is het niet. Ik vraag aan iemand die in de tuin bezig is en krijg te horen dat ik één boerderij terug moet zijn. Het blijkt een omgebouwde boerderij annex loonbedrijf te zijn, met erachter een zeer ruime parkeergelegenheid voor vrachtauto’s en ander rijdend gepeupel. Ik tik op de ruit van het woonhuis, een bel kon er schijnbaar niet af, en een vrij jonge vrouw komt naar de deur. “Ik loop wel even mee, hij zit achter”. Achter de boerderij staat daar heel zielig een ooievaar. Helemaal in een hoekje gedrukt tussen hek, muur en warmtewisselaar voor de airco. Flinke emmer water ernaast. Mevrouw vertelt dat hij daar al ruim een dag had gestaan en dat ze die emmer daar had neergezet. Beest wilde niet drinken maar nam wel water toen ze hem het over de kop goot. Het is één van de zeer weinige echt warme dagen deze zomer. Het dier ziet er echt heel bedroeft uit en heeft vliegen rond zijn kop en snavel. Ik zie het weinig hoopvol in. Ik vertel wat ik van plan ben. Beest vangen in een net en dan naar een opvang brengen. Daar wordt ‘ie dan opgekalefaterd of, als hij te ver heen is, afgemaakt. Mevrouw heeft daar begrip voor. Beter afmaken dan laten lijden. Ze vraagt of ik hulp nodig heb. Met een beetje goede wil kan ik het alleen af, beest staat mooi in een hoekje en kan geen kant op. Daarmee gaat mevrouw weer naar binnen en ik pak het net. Als de ooievaar het net over de kop krijgt zakt ‘ie door de poten. Spartelt totaal niet tegen en zo kan ik hem over het hek tillen. Ooievaars zijn grote vogels maar zwaar zijn ze niet. Ik pak hem uit het net en leg hem in mijn grootste box. Dat past maar net. Hop in de bus en ik rijd nog even naar de deur, kom ik toch langs, en tik weer op de ruit. Mevrouw komt weer naar de deur. Ik zeg dat ik hem te pakken hebben, achteraf een makkie. Ik laat haar het dier zien en we praten nog even over de situatie. Hoe zij diverse, wel honderd zegt ze, telefoontjes gepleegd had en dat ze blij was dat er uiteindelijk iemand gekomen was. Ik rijd weg richting opvang. Onderweg bel ik de beheerder. Die neemt niet op. Verdorie, dan wordt het plan “B”, de grote stad. Een flink stuk uit de richting, 20 km heen en ook 20 km weer terug. Ik bel naar de tweede opvang: antwoordapparaat. Ik spreek mijn bericht in: “Ooievaar die er niet best aan toe is, vermoedelijk gedehydreerd, en gezien de vliegen nog wat anders onder de leden”. Even later gaat de telefoon. Centrale. Tweede opvang had teruggebeld en vroeg hoe erg het beest er aan toe was. Geen idee. Ik ben geen dierendokter. Maar ik vertel zo goed en zo kwaad als het gaat wat ik heb waargenomen. “Rij maar door” zegt de centrale. Aangekomen bij de opvang stuiter ik gelijk door naar achter waar de hokken staan. Achter me komt de beheerder het huis uit. Die had me langs zien lopen. Box met ooievaar op een bankje gezet, doos open en de beheerder bekijkt het beest. “Die heeft een beste infectie. Denkelijk gebeten door een prooidier en de wond is gaan ontsteken. Die zit vol met maden”. Beheerder opent de snavel en laat me zien. Een dikke gele rand over zowat de hele linkerhelft van de snavel. “Dat zijn vliegeneitjes. Die staan op uitkomen. Die ga ik uitwassen en schoonmaken. Maar er is een goede kans dat ‘ie het red”. Mooi. Ik ga terug naar de bus, maak de bak schoon en stuur een appje naar de melder om te vertellen waar het dier terecht is gekomen en dat hij volgens de beheerder een goede kans maakt. Dan nog eentje naar de aflosser dat ik nu wél onderweg ben en wanneer ik er zal zijn. Kwart over acht in plaats van kwart voor zeven. Maar het dier is geholpen. | |
28-08-24 15:11:28 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12: Elk meent zijn uil een valk te zijn Gezegde: Ieder houdt het zijne voor het best 12.1: Kat van wie? Kort voor de middag gaat de telefoon. De eerste melding van vandaag. Iemand in de stad past op de katten van een kennis bij die kennis in huis. Bij dat huis is een kat komen aanlopen. Mager, kale plek boven de staart en hongerig als een wolf. Ik mag een kijkje gaan nemen om te beoordelen of de situatie zodanig is dat ingrijpen gerechtvaardigd is. Met die informatie ga ik onderweg. Het adres is in een arbeidersbuurt, tussen de binnenstad en het industrieterrein in Noord. Wonder boven wonder is schuin tegenover het adres een plekje vrij waar ik de bus in steek. Ik pak chiplezer en transportbox mee en controleer of ik pen en papier bij me heb. Alsdus uitgerust stap ik op de voordeur toe. Omdat de melder als oppas functioneert heeft zij niet de volledige controle over alle faciliteiten van het huis. Daarbij inbegrepen is de deurbel. Dat is zo’n hypermodern slim gevaarte met drukvulling, turbocharger en internetverbinding. Dat laatste is het probleem. Die werkt alleen maar op het mobieltje van de bewoner. Als ik op de bel druk gaat bij de bewoner het alarm. Alleen is die bewoner niet thuis. Een slimme deurbel schijnt zoiets te heten. Alleen, waar dat slimme nou precies inzit, dat ontgaat mij in dit geval. Maar ik was hiervoor gewaarschuwd en geef, voorzichtig, een ram op de ruit. Tenslotte hoef ik de glazenier niet te spekken. Die heeft zonder mij toch al genoeg te doen. Mevrouw, ze wist wanneer ik er ongeveer zou zijn, doet open. “Kom binnen”. Ik volg mevrouw door het halletje naar de woonkamer. Daar zitten de twee katten die bij het huis horen. Mijn klantje is opgesloten in de keuken om eventueel geplukhaar te voorkomen. Aldaar heeft zij al twee bakjes met natvoer leeggegeten en is daarna begonnen aan brokjes. Als ik samen met mevrouw de keuken binnenstap zit de kat op de vensterbank. Inderdaad een mager beestje. Mevrouw toon de wat kale plek boven de staart. Naar mijn onbescheiden opinie zou dat het gevolg kunnen zijn van een knokpartij, maar weten doe ik het niet. Het is in ieder geval een lief beest dat zich compleet op haar gemak voelt met mensen. Ze is absoluut niet verwilderd. Ik haal de chiplezer uit de zak en controleer haar op een chip. Geen chip. Voor mij zou ik op basis wat ik zie en wat ik van de melder hoor het beest meenemen naar het asiel, maar in deze tijd van het jaar barst het asiel uit z’n voegen van allerlei katjes die worden binnengebracht. Het asiel wil dientengevolge geen katten opnemen als het ook maar enigszins mogelijk is. Daardoor wordt het voor mij een twijfelgeval. En wat doe je in geval van twijfel? Je vraagt advies. Eerst maar de centrale. Niet dat die meer weet dan ik, maar samen kun je toch wat beter overleggen dan in je uppie. Centrale stelt voor om de leidster van het asiel in te schakelen. Het is dan wel haar vrije dag, maar dat moet dan maar. Leidster van het asiel stelt een aantal vragen en vermoedt dat het om een bekende kat gaat die we in diezelfde wijk al vaker hebben opgehaald. Eigenaar is bekend. Maar omdat we niet zeker zijn, toch maar naar het asiel brengen. Misschien kunnen ze daar in de administratie navlooien of het inderdaad die kat is. Zo ja dan proberen we die eigenaar flink af te zetten zodat ‘ie z’n kat in ’t vervolg beter in de smiezen houdt. Zo nee, dan is het een reguliere ongechipte wegloper en wordt verder als zodanig behandeld. Ik overleg nog even met de melder. Die belt met kennissen en familie om te kijken of die het dier willen opnemen, maar dat loopt op niets uit. Dan doe ik de kat in de transportbox, neem afscheid van de melder en ga terug naar de bus. Op het asiel is het even een geharrewar. Maar als ik de kat laat zien dan is het duidelijk dat het niet de kat is waar de leidster op doelde. Dus is het een aanlopertje. Foto’s worden gepubliceerd op Amivedi en sociale media. Als er niemand komt opdagen gaat ze op voor adoptie. Ik moet nog even wachten tot ik de transportbox weer terug krijg en dan kan ik weer op huis aan. | |
29-08-24 13:02:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.2: Bedrade merel en stinkende egel Om half negen komt er een appje binnen. Twee meldingen zonder haast. De eerste betreft een jonge vogel die niet kon vliegen, de tweede een egel die was aangetroffen met maden rond zijn snuit en stinkend als een beer. De instructie die ik kreeg was te zorgen dat ik tegen tienen bij het eerste adres voor de deur kon staan. Van te voren even opbellen met de correcte ETA. Prima. Doen we. Als ik even voor half tien aanstalten maak, het is een half uur rijden, zie ik dat er geen telefoonnummer bij de vogel staat. Appje naar de centrale: geef jij even door dat ik er tegen tienen zal zijn? Als ik op het eerste adres ben, in een nieuwe wijk dichtbij het nieuwe treinstation, en zowat voor de deur sta gaat de telefoon. Centrale: “ik kan de melder van de vogel niet te pakken krijgen”. Oké, dan maar zo. Ik bel aan. Een hoop gestommel en wat geroep. Dan sta ik nog minutenlang voor de deur te wachten. Dan gaat de deur open. Een jonge man in slaaptenue, kartonnen doos in de handen. Hij verontschuldigd zich, hij sliep nog. In de doos zit, ligt, een jonge merel. Geen best teken. Het dier fladdert nog wel een beetje, maar niet fanatiek. Poep aan zijn achterste. De jonge man wijst me een dunne nylon draad die bij de hals uit de veren steekt. Doet mij denken aan een strik, al kom je dat in België en Frankrijk eerder tegen dan in Nederland. Ik trek er zachtjes aan. Zit vast. Ik doe de vogel in de meegebrachte box en neem afscheid. Op naar de egel. De egel resideert in een oude arbeiderswijk met smalle straatjes en veel geparkeerde auto’s. Ik kan er met de bus maar net tussendoor. Wonder boven wonder is er vlak bij het adres een ruime plaats vrij. Ik kan de bus er zó insteken. Ik bel aan. Een ouderwetse trekbel klingelt, een hond blaft. Man en vrouw doen samen open. Beiden gaan voor naar het schuurtje achter, waar de egel in een kartonnen doos zit. Mevrouw vertelt dat mijnheer de avond ervoor zowat over het dier gestruikeld was. In eerste instantie gewoon laten zitten, maar toen het er na een tijdje nog zat toch maar opgepakt en met water en kattenvoer in een doos gedaan. Van te voren was er melding geweest maden. Nu zijn er geen maden te bekennen. Ik zie wel een dikke teek tussen de stekels, maar dat hebben egels wel vaker. Het dier blijft opgerold. Ook dat is normaal. Maar hij stinkt wel. Hij heeft ook in de doos gepoept. Toch maar naar de opvang brengen: het zekere voor het onzekere. Ik doe de egel in mijn bakje en ga terug naar de bus. Daar bel ik de opvang. In eerste instantie geen gehoor. Toch maar die kant op rijden. Ik ben amper onderweg of de telefoon gaat: de opvang. Ik vertel van de jonge merel en de egel. “Kom maar door”, zegt de opvang, “Ik ben aanwezig, dan kan ik gelijk naar die beesten kijken”. Op de opvang ga ik met mijn menagerie de schuur in waar de beheerder bezig is. Ik zet beide boxen op een lege krat. Beheerder neemt eerst de merel onder handen. Manipuleert een beetje aan de draad aan de hals en deze laat los. “Die heeft waarschijnlijk een tijdlang vastgezeten in een omheining of zo”. Erg verzwakt, of ‘ie het gaat redden is niet te zeggen. Beheerder zet de merel in een hok onder een warmtelamp. “Eerst maar even laten betijen en dan zien we wel”. Dan de egel. Niets aan te ruiken: ruikt gewoon naar egel. Punt is dat momenteel de paartijd is en dan zijn de dieren wat uit hun normale doen. Beheerder inspecteert de egel. Hoe inspecteer je een opgerolde egel? Hou hem onder de lauwe kraan. Daar hebben ze een hekel aan en ontrollen. Til hem op bij de achterpoten en je kunt zo de buik inspecteren. “Het is een mannetje. Kijk, daar zit z’n watermerk”. Conclusie: er is niets mis met het beest. Waarschijnlijk wegens de paartijd uit z’n gewone doen. Niets wat de maden kon verklaren en het stinken is ook over. Ik overleg met de beheerder. Resultaat: terugbrengen naar de melder. Voorlopig even in een doos laten en dan vanavond vrijlaten. Daarmee ga ik terug richting melder. Daar aangekomen doet mevrouw open. Ik vertel dat ik bij de opvang ben geweest en dat hij daar grondig bekeken is. Ik relayeer de instructies betreffende het loslaten. Helaas was de oorspronkelijke doos zodanig ondergescheten dat mijnheer hem samen met wat ander afval al weggebracht had. In de bus hebben we wat dozen. Daar haal ik één van op. Egel in de doos en klaar. Ik praat nog even met mevrouw. Ze is blij dat er uiteindelijk niks mis was met het beest. Ze vermoedt dat het dier alleen maar geschrokken was toen hij van mijnheer een onbedoelde schop kreeg. Zou kunnen. Dat verklaart natuurlijk niet de maden, maar die zijn weg nu. Daarmee neem ik afscheid en ga terug naar de bus. Formuliertjes invullen en klaar. | |
30-08-24 13:00:59 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.3: Boerenvalk Kort voordat ik aanstalten ga maken voor de overdracht gaat de telefoon. Ergens in het stadje aan mijn kant van de rivier is een jonge valk komen aanwaaien. Het nest is niet bekend dus is de dierenambulance gewaarschuwd. Ik praat even met de centrale over wat met het beest te doen. Suggestie van centrale is toch maar de opvang in de stad te proberen. De beheerder van deze opvang stelt op goede gronden dat je jong gedierte zoveel mogelijk met rust moet laten tenzij er duidelijk iets mis is. Punt is, ik weet te weinig om daar een gedegen oordeel over te vellen en verder is dat niet wat de melder van ons verwacht. Als dit niet lukt hebben we als tweede optie de opvang in de grote stad. Ik ga onderweg en bel eerst met de melder vanwege de ETA en dat ze weet dat er iemand onderweg is. Het adres blijkt een modern woonhuis annex boerderij tussen de tuinderijen. Als ik aan het gluren ben of ik wel het juiste huisnummer te pakken heb steekt een vrouw aan het eind van de oprit de hand omhoog. Ik moet hier inderdaad zijn. Ik zet de bus op de oprit en roep naar mevrouw dat ik nog even een transportbos pak. Dan loop ik naar het hek en maak kennis met mevrouw. Die neemt me mee naar een afdak waar wat tuinmeubels staan. Naast het tafeltje staat een doos. “Hier zit ‘ie in”, zegt mevrouw. Ik doe de doos open, beetje voorzichtig, ik weet niet hoe actief het beest is. Onderin zit een jonge roofvogel me aan te staren. Of het inderdaad een valk is durf ik niet te zeggen. Ik heb geen verstand van die beesten. Maar dat ‘ie jong is, is zeker: Hij zit nog half in de dons. Ik haal hem voorzichtig uit de doos ter inspectie, beducht voor de klauwen. Roofvogels hebben een sterke grijpreflex. Als ze eenmaal iets beet hebben laten ze zo één twee drie niet los. Wat te doen. Melder is een reële vrouw met een gezonde kijk op het dierenleven. Geen typetje van “Oh wat zielig”. Zij kent geen nest in de nabije omgeving en wat ik weet van die nabije omgeving zou het me vreemd lijken als er wél een nest zat. Áls er eentje zit dan lijkt me dat mevrouw dat had geweten. Goed, dan wordt het toch maar naar de opvang. Ik stop het beest in de meegebrachte transportkooi. Net als ik afscheid neem van mevrouw komt mijnheer het erf op. Hij was de honden aan het uitlaten geweest. Een kleintje van het formaat van een Maltezer Leeuwtje en een Golden Retriever. Hele lieve beesten, die in eerste instantie niet van zins waren me te laten gaan, zo enthousiast. Na een wat uitgebreider afscheid dan voorzien stap ik in de bus en bel de opvang. Die vraagt: “Is het een takkeling”? Geen idee. Wat is een takkeling? Ik ben goed bekend met een takeling maar dat heeft met vogels niets van doen. Ik beschrijf wat ik heb aangetroffen en waar en opvang is positief “het is een takkeling”. Maar ik kan hem komen brengen, “zet maar in de groene kist”. Ik ben nog maar net onderweg naar de opvang belt de centrale. Foutje gemaakt. Ik heb de aflossing niet in de stad maar in de grote stad. Niet dat het veel uitmaakt, het is alleen iets verder rijden. Bij de opvang zet ik het valkje in de groene kist en doe de administratie. Als ik daarmee doende ben gaat mijn privételefoon. Mijn aflosser, de nieuwe. Die had me tijdens het rijden al proberen te bereiken. Maar de privételefoon heeft geen handsfree dus dat lukte niet. Ik geef door dat de centrale me al had ingelicht over de veranderde planning en geef mijn ETA door. Dan ga ik onderweg naar de grote stad, naar de aflossing. Op ‘t fietsje terug naar huis. Het is nog steeds mooi weer. | |
31-08-24 19:39:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.4: Een niet zo zatte meeuw Even na de overdracht gaat de telefoon. Op het industrieterrein van de stad was een niet-vliegende meeuw gespot. Het beest liep onderaan de dijk te hinkelen. De melder was iemand van een bezorgdienst en kon er niet bijblijven. Ik overleg met de centrale over hoe een niet-vliegende meeuw te vangen waarvan je niet precies weet waar ‘ie zit en bovendien in het halve uur dat ik nodig heb niet weet waar ‘ie heengaat. Toch ga ik maar onderweg. De melder was aardig precies in zijn melding: aan een bepaalde weg recht tegenover een met name genoemd bedrijf. Als ik een stukje onderweg ben gaat de telefoon. Nog een melding van dezelfde meeuw. Dit keer blijft de melder wachten. De situatie herinnert zowel de centrale als mij aan melding 10.3 Open breuk. Ook daar was sprake van twee afzonderlijke melders. Alleen was in dit geval de locatie dezelfde. Als ik bij het bewuste adres aangekomen ben zet ik de bus neer in de berm, alarmlichten en flitsertjes aan. Niets te zien, geen meeuw en geen melder. Ik klim de dijk op en loop wat heen en weer. Nog niets. Ik heb van deze tweede melder geen telefoonnummer, die kan ik niet bellen. Dan bel ik maar de centrale dat het weer een noppes is. “Wacht even”, zegt centrale, “dan bel ik de melder”. Een minuutje later komt de centrale: “Melder staat verderop. Zij kan de bus zien”. Ik ga terug naar de bus en stap in. In de verte zie ik iemand staan, maar het is te ver om details te zien. Ik rijd die kant op, en inderdaad, daar staat een vrouw met een fiets en een hond te wachten. Als ik de bus neerzet en uitstap komt ze op me toe. “Aan de overkant, daar bij het hek. Daar zit ‘ie”. Inderdaad, daar zit en volwassen meeuw. Ik haal het grote net uit de bus en zet het in elkaar. Terwijl ik daar mee bezig ben loopt de meeuw een stuk verder, richting lantaarnpaal. Gewapend met het net loop ik erachter aan. Even dat beest vanachter die lantaarnpaal wegjagen en dan het net over z’n kop. Dat lukt uitermate wel. Met drie tellen had ik het beest te pakken. Mevrouw staat op een afstandje te kijken. Ik loop terug naar de bus. Mevrouw vraagt of ze nog kan helpen, maar dat is niet nodig . Dat beest krijg ik in m’n uppie wel in de box. Mevrouw stapt op haar fiets en rijdt met de hond aan de lijn verder. Meeuw in de box, net weer opgevouwen en opgeruimd, klaar. Ik bel de opvang. Geen gehoor. Dan maar een appje. Appje verstuurd en alvast onderweg gegaan richting opvang. Nog voordat de telefoon zichzelf uitschakelt komt antwoord binnen van de opvang. “Zet ‘m maar in de groene kist”. Bij de opvang is alles al op slot. Geen probleem, ik heb de sleutel. Meeuw in de groene kist, bakje water ernaast. Schuur weer op slot en klaar. | |
01-09-24 11:30:56 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.5: Een hond met een boa De andere dag, kort na de koffie, gaat de telefoon. Een melding. Een buitengewoon opsporingsambtenaar, een zogeheten BOA, in het kort, had een loslopende hond aangetroffen. Of wij die konden ophalen. Adres was de brandweerkazerne in het stadje aan mijn kant van de rivier. Inmiddels weet ik waar die kazerne staat dus dat is geen probleem. Net voordat ik wegrijd bel ik naar die BOA en vertel dat ik er met vijfentwintig minuten zal zijn. Dat is in orde, ze zal wachten. De kortste route is via de polder. Als ik halverwege die polder ben gaat de telefoon. Het is de bewuste BOA. Die vertelt me dat ze nu bij de brandweerkazerne staat. Naar mijn beste weten was ze daar al, maar alla. Ik geef een verbeterde ETA door en rijd verder. Bij de kazerne aangekomen staan in een open schuifdeur twee jonge vrouwen te wachten met een hondje aan een lang touw. Één van de twee is mijn BOA. Ik stap uit, vergezeld van de chiplezer. Ik maak kennis met hond en vrouwen en leg het beestje de lezer in de nek. BOA maakt de opmerking dat ze beroepsmatig eigenlijk ook zo’n ding zou moeten hebben. Ze hebben wel vaker loslopende dieren bij de kop. Chiplezer zegt “ping”: contact. Nummer genoteerd en opgezocht in “Chipnummer.nl”. Tegelijk laat ik de BOA meekijken zodat ze ziet wat het inhoud. Als ik op “Zoeken” klik komt het resultaat tevoorschijn. In geen van de negen beschikbare databases wordt het nummer gevonden. Dat zet zoden aan de dijk. Wat de reden is, geen idee, maar wat ik te doen heb is duidelijk: naar het asiel met dat beest. Ik praat nog even met de BOA en de andere dame, denkelijk iemand van de brandweer. Ze vinden het zielig voor het beest. Misschien wel, maar op het asiel werken mensen die echt gek met beesten zijn, anders wordt je daar geen vrijwilliger. Ik laad het beest in de daarvoor aanwezige kooi. Beide dames mogen nog even kijken hoe dat in zijn werk gaat en dan nemen we afscheid. Ik meld naar de centrale hoe de vlag erbij hangt en vertrek richting asiel. Op het asiel is het vrij druk met mensen die “hun” nieuwe beest komen ophalen. Die krijgen allemaal een grondige instructie hoe met het dier om te gaan en wat te doen als er wat bijzonders gebeurt. Mooi zo. Het asiel zit nog steeds stikvol met gedumpte of anderszins achtergelaten dieren, dus hoe meer er een nieuw baasje krijgen hoe beter. Ik moet een tijdje wachten, maar dat is niet erg. Ik loop maar een beetje heen en weer met mijn beest aan een touw. Af en toe even naar buiten om te voorkomen dat hij, het is een reu, het interieur gaat markeren. Maar op een gegeven moment komt er iemand om me van “mijn” hond te verlossen. Dan nog even een vangkooi in het schuurtje zetten waar mijn voorganger geen tijd meer voor had, dan de administratie en ik kan weer naar huis. | |
02-09-24 14:09:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.6: Is ‘ie er of is ‘ie er niet Even voor achten de volgende ochtend. Er komt kort na elkaar een appje binnen en de telefoon gaat. Ik ben net bezig met de eerste benodigdheden van die ochtend. Katjes, ik heb twee zieke kittens uit het asiel te logeren, te eten geven, kattenbak schoonmaken en nog een paar van die dingen. De melding betreft een overleden kat die is aangetroffen op een plek waarvan ik ik me afvraag “waar kan dat nu in de lieve vrede liggen”. Dat blijkt een niet eens zo onlogische tikfout te zijn van de centrale. Over de telefoon vraag ik of centrale het weet. Hij is beter bekend in de stad dan ik. Op basis van zijn expertise ga ik onderweg. De positie van de kat blijkt een wandelpad te zijn. Geen postcode en op Domdommetje niet te vinden. Op Maps wel, dus doen we het daarmee. Op die manier wordt ik naar het wandelpad geleid. Ik moet een beetje vreemd manoeuvreren en het laatste stukje via een fietspad. Dan kom ik bij een houten brugje dat het begin van het voetpad vormt. Daar kom ik met de bus niet overheen. Te smal en denkelijk niet sterk genoeg. Ik zet de bus neer in de berm van het fietspad, zodanig dat de fietsers er nog langs kunnen, en loop over het brugje het pad op. Daar zou ‘ie liggen, naast een bankje. Bankje is snel gevonden, de kat niet. Ik bel de melder om de positie te verifiëren. Bankje, bruggetje, zijpad, alles klopt. Dan heeft denkelijk iemand anders dat beest al opgeruimd, dat zou ook de eerste keer niet zijn. Tenslotte kost het me een goed half uur om hier te komen. Ik meld het af bij de centrale en ga terug op huis aan. Vijf kilometer voor m’n huis gaat de telefoon. Centrale. Ik kan omkeren. Er is een tweede melding binnen gekomen over die kat. Dit keer met een veel gedetailleerdere positie die het geheel een paar honderd meter verderop situeert. Er zijn aan het pad meerdere bruggetjes, bankjes en zijpaden. Met wat vijven en zessen weet ik te keren. Ik rijd op dat moment op een provinciale weg zonder zijwegen, maar met wat creativiteit lukt het. Gelukkig is er geen ander verkeer dat me ziet stunten. Op de aangegeven plaats zet ik de bus op een grasveldje, flitsertjes aan. De weg loopt over een brug. Aan weerszijden zijn er zowel een fietspad als een voetpad. Acht mogelijkheden. Maar het beest zou een metertje of tien vanaf de brug liggen. Nou maar hopen dat de afstand goed geschat is. Niet iedereen is daar even goed in. Nog even de instructie goed lezen: vanaf het adres de brug over rechts. Terwijl ik daarover aan het delibereren ben kijken twee mannen aan de overzijde van de brug belangstellend toe. Ik zeg dat ik een dode kat zoek. De mannen kijken om zich heen: “Hier ligt ‘ie niet”. Ik steek de brug over en loop naar rechts. En daar, bij een bankje aan een zijpad, ligt de kat. Ik roep naar de mannen dat ik hem heb. Ze komen even kijken. Ik leg het beest de chiplezer in de nek, en ja, een chip. Terwijl ik het nummer, alle vijftien cijfers, foutloos probeer over te zetten in de site van Chipnummer.nl wensen de mannen me veel succes en gaan er weer vandoor. Dat succes heb ik. Er verschijnt een prima registratie: telefoonnummer, gegevens van de kat, naam, adres en e-mail. Daar kan ik wat mee. Ik bel het nummer: geen gehoor. Ik controleer het adres. Krap honderd meter verderop in een ander straatje. Met de kat in de bus rijd ik er heen. Ik bel aan. Niemand doet open. Het huis ziet er verlaten uit, alsof de mensen op vakantie zijn. Het is de tijd daarvoor. De laatste optie is het e-mail adres. Ik componeer een berichtje waarin ik uitleg dat de kat dood gevonden is, dat ik het dier naar het asiel breng en dat ze indien gewenst het dier daar kunnen ophalen. Dan licht ik de centrale in over de situatie en rijd naar het asiel. Daar doe ik het beest met het begeleidend formulier in de vriezer. Foto van de kat en het formulier naar het e-mail adres van het asiel, dan kunnen ze het daar administratief verder verwerken. Klaar. | |
03-09-24 13:59:50 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.7: Uitgeputte egel Even voor de koffie komt er een melding door over een aangereden egel, tenminste, de melder denkt dat ‘ie aangereden is. Het beestje is liggend gevonden nabij de oprit van zijn huis. Ik rijd erheen. Ditmaal via een totaal andere route. Het adres is op wat lokaal het “eiland” heet en dan kan ik sneller langs de andere kant van het “grote water” rijden. Het scheelt haast niks, maar dan rijd ik weer eens een andere route. Verandering van spijs en dat soort dingen. Het adres is op een buurtschap. Bij de buren was ik al eens geweest voor een verdoolde kat. Als ik kom aanrijden staat mijnheer al op de oprit, naast de doos met daarin de egel. Ik stap uit en loop op het tafereeltje toe. De egel ligt er idioot bij. Nog niet eerder een egel zo zien liggen. Pootjes gespreid als een dodelijk vermoeid paard in een cartoon. Ik til het dier uit de doos. Hij rolt op. Niet zo volledig als ik graag zou zien, maar oké. Iets is er mis met het beest. Ik praat even met mijnheer en zeg dan dat ik het beestje voor alle zekerheid naar de opvang zal brengen. Terug in de bus bel ik de opvang en vertel wat ik heb waargenomen. Opvang lacht even en zegt dan “Dat beest is uitgeput. Het is paartijd voor die dieren en als zodanig heeft hij gewoon een zware nacht gehad. Zet hem maar terug op een rustig plekje in de schaduw. Indien mogelijk een schoteltje met kattenvoer voor z’n neus. En voor de rest met rust laten. Vanavond met tweeduister komt ‘ie wel weer overeind en gaat zijns weegs”. Ik haal de egel weer uit de bus en bel aan bij mijnheer. Daar vertel ik wat de opvang geadviseerd heeft. Ook die moet even lachen en zegt “daar zullen we dan wat aan doen, loop maar mee”. Ik loop achter mijnheer aan naar de keuken. Mijnheer haalt een aangebroken blikje kattenvoer uit de koelkast en doet een genereuze schep op een schoteltje. Samen lopen we naar de achtertuin, die is opgedeeld in meerdere gedeelten. Helemaal achterin staat een bankje half tussen de struiken. Prima stekje voor een vermoeide egel. Ik leg de egel onder het bankje, redelijk verstopt in de schaduw. Mijnheer zet het schoteltje met kattenvoer vlak bij zijn neus en doen doen we een paar pas terug om het geheel in ogenschouw te nemen. Meer kunnen we niet doen. Ik zeg nog tegen mijnheer dat hij niet moet opkijken als het dier tot vanavond blijft liggen. Met dat advies neem ik afscheid en ga terug naar de bus. Klaar. | |
04-09-24 09:48:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
12.8: Verklemde duif Later die dag, in de loop van de middag, komt de volgende melding binnen. In de grote stad, op een plein binnen het wandelgebied, zit een duif vast. Adres is gegeven, naam van de horecagelegenheid ook. Ik ben eerder op dat plein geweest voor een duif die vastzat achter een bank. Door die ervaring minder dom geworden zorg ik er nu voor dat ik van de andere kant kom. Daar is meer en betere parkeergelegenheid. En ziet, blaast den fluit en slaat den trommel, het geluk is met de wat minder dommen. Als ik de brug over rijd, in welks verlengde het bewuste plein ligt, zie ik dat de obstructie-paaltjes verwijderd zijn. Da’s kaas. Ik kan zo de voetgangerszone oprijden. Ik zet de bus neer langs een blinde muur, zo sta ik geen boer in’t venster. Een blinde muur heeft geen vensters, vandaar. Vandaar is het maar een paar meter naar het bewuste plein. Als ik het plein oploop zie ik gelijk de reclame van de horecagelegenheid waar ik moet zijn. Kind kan de was doen. Ik stuiter naar binnen en vraag naar de duif. Een jonge man die klaarblijkelijk over de vastzittende duiven gaat wordt opgetrommeld en die volg ik de trap op naar boven. Hij doet een raam open aan de voorkant en stapt naar buiten op het doorzichtige dak van het terras. Als hij er kan staan dan zal ik er ook kunnen staan. Ik klim achter de jonge man aan door het raam naar buiten. Hij wijst naar boven naar de gevel. En daar een goede twee meter hoger, is een raam met een soortement voorzetraam. Half achter dat voorzetraam zit een duif klem tussen het raam en het kozijn. Een van de klanten had het dier zien zitten. Toen ze van de horecagelegenheid het dier er met een stok tussenuit hadden willen wurmen had de klant geprotesteerd met het argument dat het dierenmishandeling zou zijn. Daar is wat voor te zeggen, vrij veel zelfs, maar het dier laten zitten is óók dierenmishandeling. En dan telt: welke van de twee is erger. Eerlijk gezegd, ik zou ook direct met een stok in de weer gaan. Maar toen me dat verhaal zo verteld werd ben ik toch maar voor plan B gegaan. In de hoogte kwam ik een goede meter te kort. Daarom een keukentrapje gevraagd. Via de buren van het etablissement werd dat geregeld. Vanaf het terras naar het dak omhoog gereikt. Het was een kleintje. Staande op het bovenste platform kon ik de duif nét bij een poot pakken. Zachtjes trekken en een beetje bewegen, je wilt niet dat het beest alsnog een poot breekt. Gelukkig gleed ‘ie er met gemak tussenuit. Eenmaal vrij begon het beest flink te klapwieken. Met de andere hand rond de vleugels gepakt en op het dak van het terras neergezet. Daar bleek ‘ie toch niet zo jofel te zijn. Het beest kapseisde en kon geen stap meer verzetten. Niet zo vreemd, volgens de jonge man had ‘ie er zeker al een halve dag gezeten. Dan kan ‘ie maar beter naar de opvang om op verhaal te komen. Ik klim via het raam naar binnen, de jonge man komt achter me aan. Uit voorzorg had ik al een bakje meegenomen. Duif er in en dat was dat. Beneden waren ze verrast dat het zo vlot gegaan was. Even gepraat en dan terug naar de bus. Vandaar de opvang gebeld en het verhaal gedaan. Conclusie van de opvang was gelijkluidend aan mijn eerste indruk: beest is doodmoe en over z’n toeren. Ik kon hem in hok #1 zetten. Dat is een ruime volière waar al meer duiven in zitten. Water en voer zijn al beschikbaar. Daar heeft hij alle ruimte en gelegenheid om weer op verhaal te komen En aldus geschiede. Na de duif in hok 1 achtergelaten te hebben kon ik weer op huis aan. | |
05-09-24 08:45:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13: Rotbeesten 13.1: Taxikonijn Tijdens de koffie gaat de telefoon. Beschaafd tijdstip, vooral ook omdat het ging over een te maken taxirit. Een konijn was ziek geworden en moest naar de dierenarts. Tijdstip van vertrek was met een goed kwartier, ruim tijd om de koffie op te slobberen. Totale reistijd een uur, inclusief tien minuten voor het inladen van het beest. Er was specifiek gevraagd of de chauffeur hand en spandiensten kon verlenen. Dat kan. Het ophaaladres was in de krochten van het stadje aan mijn kant van de rivier. Groot is de plaats niet dus ook die krochten zijn wel te berijden. Het konijn in kwestie is een enorm zwart beest, dat maar net in mijn grootste bak past. Ik moest het dier uit z’n hok sleuren en in de bak deponeren. Eigenaren waren al wat op leeftijd en konden het beest qua gewicht niet meer baas. Mevrouw reed mee. Onderweg honderduit gepraat over alle dieren die ze in de loop der tijd had gehad en wat die allemaal wel niet hadden mankeert. Ik kon rustig rijden want inbreng mijnerzijds was overbodig. Bij de dierenarts ruim op tijd. Één patiënt voor ons. Dan kunnen we de spreekkamer in. Ik blijf erbij om het beest te manipuleren en eventueel te assisteren. De arts hoort het verhaal van mevrouw aan en kijkt het beest onder de staart. Maden. Het beest wordt aan de achterkant opgevroten door de maden. Ontsmetten is het devies. De arts kan het zelf doen, maar dat gaat een uur duren en er zijn kosten aan verbonden. Mevrouw mag het ook zelf doen en dan krijgt ze vloeistof mee. Mevrouw telefoneert met een familielid of die genegen is te assisteren. Dat is geen probleem. Assistentie wordt toegezegd. Konijn krijgt nog een injectie met antibioticum en dan moet er afgerekend worden. Mevrouw is wat geagiteerd en voert drie keer achter elkaar een foute pincode in. Pasje ongeldig. Dan maar op rekening. Mevrouw is bekend bij de arts, dus dat is geen probleem. Konijn weer terug in de bus geheisterd en terug naar huis. Mevrouw contempleert dat ze het hok zal moeten schoonmaken en dat ze daar wat spullen nodig heeft. Op de terugweg, met een kleine detour, komen we langs een bedrijf dat dit soort spullen levert. Dan gaan we daar gelijk even langs, we zijn nu toch onderweg. Ook bij dit bedrijf is mevrouw bekend en kan uitgesteld betalen. Maar ik moet ook m’n centen hebben voor een taxirit. €30 heen en €30 terug maakt samen zestig. Normaal heeft mevrouw voor noodgevallen wat kasgeld, maar dat heeft ze kort daarvoor uitgegeven en nog niet aangevuld. Zul je altijd zien. Bij het huisadres aangekomen help ik met het sjouwen van de boodschappen. Samen met mijnheer fabrieken we een noodopvang voor het konijn voor de tijd dat het hok grondig wordt schoongemaakt. Uiteindelijk is iedereen tevreden. Dan over de afrekening. Mevrouw moet maandag tóch naar de grote stad, dan kan ze gelijk afrekenen. Dan kan ze gelijk nog even beestjes kijken. Ze kent de leidster van het asiel bij naam, ze kende haar nog uit de tijd dat de leidster nog in de stad werkte. Goed, dan vertrouwen we daar dan maar op. Alle gegevens zijn bekend, dus als het niet werkt kan mevrouw een rekening per post verwachten. In de tussentijd zijn er alweer twee meldingen binnengekomen. Één van een lijster in de stad en één van een waterhoen in een dorpje tussen de stad en de grote stad. Beide waren door een kat gegrepen en dientengevolge zo confuus dat ze boe noch bah zeiden. Ik maak eerst de bus schoon en aan kant en dan bel ik met de centrale hoe het staat met die beide meldingen. | |
07-09-24 10:46:53 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13.2: Gejaagd waterhoen Over de beide meldingen van het vorige verhaal is er nader nieuws. De lijster was in de tussentijd al weer zodanig opgeknapt dat de melder besloten had het diertje weer vrij te laten. Mooi, dan hoef ik daar al niet meer naar toe. Blijft over het waterhoen. Dat was gegrepen door een kat en door de melder in een bench gestopt zodat het beestje weer op verhaal kon komen. Het adres is aan de grote weg tussen de stad en de grote stad, die dwars door het dorp loopt. Vanaf het vorige verhaal is het maar een kort stukje, een paar kilometer. Volgens Domdommetje moet ik halverwege het dorp bij de stoplichten rechtsaf. Dat is een oud stukje weg dat dezelfde naam draagt. Er staan een paar al dan niet omgebouwde boerderijen. Het adres is weer eens lastig te vinden. Maar ik vind een aanwijzing op een bordje half achter een slecht gesnoeide struik. Ik moet een oprit op richting een klein groepje boerderijen, dwars op de weg. Als ik de oprit oploop zie ik een paar mensen bezig met een aanhanger. Een vrouw loopt op me toe. Zij is de melder. “Kom maar mee naar het schuurtje”. Bij het schuurtje aangekomen staat op een laag tafeltje een grote kooi, half afgedekt met een doek. Mevrouw haalt de doek weg. Eronder, binnen de kooi, staat een bak met water. “Ik heb hem maar een bak met water gegeven”. Een goed idee, waterhoentjes zitten graag in het water. Zo ook hier. In een hoek van de bak zit het waterhoen weggedrukt tegen de wand van de kooi. Kooi open en ik pak de vogel er uit. Het dier reageert onmiddellijk met het trappelen van de poten en probeert me fanatiek te pikken. Daar zit aardig wat leven in. Ik bekijk de vleugels en kijk tussen de veren. Geen ongerechtigheid te zien. Mevrouw vertelt hoe de kat het dier heeft binnengebracht. De kat is een notoire jager die regelmatig prooi mee naar huis neemt. In dit geval had de kat het waterhoen levend meegenomen en is het hoen in de schuur weer ontsnapt. De kat heeft toen het hoentje de hele schuur door nagezeten en toen de jacht eindelijk over was heeft mevrouw het amechtig hijgende hoentje opgepakt en in de kooi gezet. De kat bleef er nuchteren van. Dat verhaal speelde zich gisteren af. Vanochtend opgebeld naar de dierenambulance, maar omdat ik al onderweg zou naar het konijn eerst dat maar afgehandeld. Ik overleg met mevrouw. Ik zie geen gekke dingen, maar zo deskundig ben ik niet op dit gebied. Voor alle zekerheid toch maar naar de opvang. Terug in de bus bel ik naar de opvang. Die zegt: “Als jij geen gekke dingen ziet dan zal ik er ook geen gekke dingen aan zien. Gewoon loslaten dat beest”. Die optie had ik al met mevrouw doorgesproken en zij had gezegd dat eventueel uitzetten beter een stukje verderop kon gebeuren “Anders heeft de kat hem zo weer te pakken”. Goed. Ik rijd een stuk verderop tot buiten het dorp en rij een zijwegje in. Daar stop ik naast een sloot. Naast de sloot laat ik het waterhoentje vrij. Binnen een tel is het tussen het hoge gras verdwenen. Ik keer de bus en ga terug op huis aan. | |
08-09-24 09:16:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13.3: Zieke duif Onderweg naar huis vanaf de vorige melding gaat de telefoon. In de stad is een zieke duif gevonden. Duif liep erg te wankelen in de tuin van de melder en ze kon hem zo oppakken. Duif in een doos gedaan en de ambulance gebeld. Dat was gisteravond. Centrale krijgt wel vaker telefoontjes van zeer urgente gevallen waarbij onmiddellijke assistentie noodzakelijk is. De ervaring leert dat de urgentie van die gevallen vaak overgaat als het dier de tijd heeft gekregen om op adem te komen. Advies is dan ook standaard om het een paar uur aan te kijken, in dit geval over de nacht, en als er dan geen verandering is nog een keer te bellen. Melder had dat gedaan. Duif was een beetje opgeknapt maar niet zodanig dat hij, letterlijk, op eigen benen kon staan. Hij donderde steeds ondersteboven. In hetzelfde straatje als het adres ben ik al eens eerder geweest, een kleine wijk aan de rand van de binnenstad. Ik had van te voren zoals gebruikelijk opgebeld dus als ik de bus neerzet en uitstap komt mevrouw al op me toe. Samen met haar loop ik naar het plaatsje. Op een tuinstoel in een doos zit de duif. Zo op het oog niets aan te zien. Niet geringd, vleugels zijn in orde geen ongerechtigheid tussen de veren. Maar zoals mevrouw over de telefoon had verteld, reageert het dier niet normaal. Neerzetten op de poten en gelijk kapseizen. Dat hoort niet. Mevrouw vertelt hoe ze het dier in de tuin had gezien en op sterven na dood leek. Met moeite kon het nog onder de struiken kruipen, maar daar kon mevrouw het dier gewoon van de grond pakken. Probeer dat maar eens met een gezonde duif. Maar mevrouw beaamt dat het dier nu weer wat levendiger lijkt. Ook hier voor mij een vraagteken waarbij de oplossing simpel is: de opvang. Dat geef ik door aan mevrouw. Die is het daar mee eens. Duif in een bakje en ik terug naar de bus. Opvang gebeld. Die had zo te horen in eerste instantie wat twijfels, maar ik mocht, toen ik het hele verhaal gedaan had, het dier in de groene kist plaatsen. Schoteltje water en bakje met duivenvoer stonden al klaar op de tafel. Goed, dat gaat wel lukken. Duif afleveren en weer terug op huis aan. | |
09-09-24 10:42:14 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13.4: Kat met klauwen De hele ochtend niets en rond vier uur komt de eerste melding. In de stad is een kitten, een jonge kat, gevangen. Volgens de melder is het dier niet gechipt en vraagt zich af wat of ze er mee aan moet. Tja, als er ruimte was op het asiel was het niet zo’n probleem, maar het asiel zit mudvol met katten. De situatie is toch ongewenst en ik mag een kijkje gaan nemen. Situatie beschouwen en bij voorkeur het dier een belbandje om doen. Als ze er echt slecht aan toe is dan toch maar meenemen, voor noodgevallen kan nog wel plaats gemaakt worden. Het adres is in een flatgebouw. Ik ben er vaker geweest, tenminste in het straatje. Als ik kom aanrijden staan ze me met drie man op te wachten: jonge man en vrouw en pubermeisje. De kat zit in een reismand. Indachtig de instructie neem ik chiplezer en belbandje mee. Ik maak kennis met de verzameling. Die leg ik uit wat ik van plan ben. “Een belbandje omdoen”? zegt mevrouw, “Dat gaat je niet lukken”. Ik betwijfel dat maar haal voorzichtigheidshalve toch maar de handschoenen uit de bus. Met de handschoenen reik in de mand. In eerste instantie niets aan de hand, maar als ik het dier vast probeer te pakken verweert ze zich. Dat was te verwachten dus ik pak door. Het beest kronkelt als een aal en brengt de, gevaarlijke, achterpoten in stelling. Ik trek terug en doe een nieuwe poging. Zo binnen de transportkooi is het moeilijk pakken en ze ontglipt me en schiet langs mijn arm naar buiten. Daar kan ik haar in een hoek drijven en als ze langs een inpandige regenpijp wil ontsnappen pak ik haar in de rug. Als je een kat met de buik op de grond kan drukken is ze een stuk minder gevaarlijk. Maar weer kronkelt het dier zich los. Met de nodige schade aan de polsen dankzij de achterpoten weet ik haar toch weer in de transportkooi te manoeuvreren. Wild beessie. Ik overleg even met de aanwezigen. Mevrouw had gelijk, belbandje gaat niet lukken. Verder heb ik sterk de indruk dat het om een verwilderde kat gaat die niet meer te socialiseren is. Maar ik kan me vergissen, het blijft mogelijk dat ze een baas heeft die wél met haar kan omgaan. Ik heb tijdelijk ook zo’n tijger in huis. Bij mij komt ze op schoot maar van bezoek moet ze absoluut niets hebben. Ik bel met de centrale om advies. Melder is genegen om het dier tijdelijk te verzorgen om te zien of zich toch nog een eigenaar meldt. Mijn idee is om het dier als een TNR te behandelen. Dat houdt in dat ik het dier meeneem, ze wordt gesteriliseerd en dan wordt ze daarna weer uitgezet (Trap – Neuter – Release). Dat doen we standaard met verwilderde katten. Centrale moet even ruggespraak houden. Hoe oud is het dier? Geen idee maar ze is wat groter, en dus ouder, dan mijn katjes. Die vang ik wegens ziekte tijdelijk op voor het asiel. Toch is het nog duidelijk een kitten, geen volwassen kat. Resultaat van de ruggespraak is dat ze te jong is om gesteriliseerd te worden. Het TNR - traject is daarmee uitgesloten. De melders hebben meegeluisterd met het gesprek. Goed beschouwd blijft er nog maar één optie open. De melders blijven haar verzorgen in de hoop dat er een eigenaar komt opdagen. Komt die niet dan mag ze vrij. Als ze dan oud genoeg is kan de melder een vangkooi aanvragen en gaat ze alsnog het TNR – traject in. Ondertussen, onderweg naar deze melding, is er alweer een nieuwe meldingen binnengekomen. | |
10-09-24 17:13:58 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13.5: Zieke merel Deze nieuwe melding gaat over een zieke merel. Die zit in een nieuwbouwwijk in het stadje aan mijn kant van de rivier. Omdat ik al in de stad ben hoef ik alleen maar om de binnenstad te circumnavigeren (verkeerde term, ik weet het), de brug over te steken en ik ben er al bijna. Ook hier komt de melder me al tegemoet. Een jonge man. Via een verdekt zijpaadje met wat stapstenen gaat de jonge man me voor naar de achtertuin. Een oudere man is ook aanwezig. In een doos zit de merel. Het beestje ziet er niet florissant uit. Ligt half op de zij, fladdert nog wel een beetje met de vleugels maar niet echt overtuigend. Volgens de beide melders was ‘ie gisteren ook al niet best te pas maar een stuk beter dan nu. Goed, wat er aan de hand is weet ik ook niet maar dat het beestje niet gezond is kan zelfs een blinde zien. We praten nog even over vogelziektes en virussen en dan neem ik afscheid. De zieke merel neem ik mee in een bakje. Terug in de bus bel ik de opvang en vertel wat ik heb waargenomen. Opvang is kort en zakelijk: “Die heeft het Usutu-virus. Niks meer aan te doen. Zet hem maar apart in een kartonnen doos dan zal ik hem uit zijn lijden verlossen”. Iets waar ik al bang voor was. Aangekomen bij de opvang zet ik de merel in een doosje. Formuliertje erbij voor de administructie en dan zit ik met een probleem. Met een uur is het buswissel. Terug naar huis kost een half uur en dan naar de buswissel ook. Dat is prut verstoken voor Jan met de Korte Achternaam. Ik bel de collega. “Kan ik alvast langskomen”? Antwoord: “Wat… heb ik dienst vandaag”? Volgens het schema wel. Alleen is het schema omgegooid vanwege de vakanties. Collega was net aan het koken, dus “lust je macaroni”? Tien minuten later ben ik bij de collega en nog een kwartier later zitten we samen aan de macaroni. | |
11-09-24 11:58:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
13.6: Kraaienmars voor een jonge duif Als we de macaroni door de hals hebben gaan we onderweg om mij naar huis te brengen. Normaal neem ik de fiets mee in de bus en ga dan met de fiets naar huis, maar vanwege de meldingen is dat met de knollen de pot ingegaan. We zijn de stad nog niet uit of de telefoon gaat. Ik zit achter het stuur dus collega neemt de honneurs waar. Op of bij de kinderboerderij heeft een kraai een nest aangevallen. Hulp is dringend gewenst. Wat voor soort hulp is ietwat onduidelijk. Een kraai wegjagen kan zowat iedereen wel. Probleem is dat als je de kont gekeerd hebt die kraai net zo vrolijk weer terug komt. Het hoort bij de natuur maar op dat punt zijn kraaien rotbeesten. Maar dat maakt niet uit. Ook al laten we alleen maar ons gezicht zien, dan hebben we in ieder geval íets gedaan. Op de eerstvolgende rotonde slinger ik de bus in de rondte en rijd richting de kinderboerderij. Als we daar aankomen is de situatie gelijk duidelijk. In een boom voor de kinderboerderij zat een nest met jonge duiven. De kraai had dat nest aangevallen en daarmee waren twee kuikens uit het nest gemieterd. Dat was waargenomen door een vrouw en haar adolescente zoon. Één van de kuikens was zwaar gehavend en overleden, het gedarmte lag er naast. De melders hadden het andere kuiken opgeraapt en al doende beschermd tegen verdere aanvallen. Collega praat even met de melders over dit soort diergedrag terwijl ik een plastic zakje pak en daarmee het overleden kuiken oppak en door het zakje dicht te vouwen goed inpak. Het nog levende kuiken doen we in een transportbak. Die brengen we naar de opvang. Zelfs als hij niet mankeert dan kan ‘ie daar op verhaal komen. Bij de opvang doen we de duif in een doos. Collega doet de administratie terwijl ik naar huis rijd. Daar doen we de overdracht en ik ben weer klaar met het zootje voor een week. | |
12-09-24 11:46:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.355 OTindex: 28.547 |
14: Een ooievaar als Don Quixote Naar “de man van La Mancha” door Miguel de Cervantes. 14.1: Overdrachtelijke duif Laat in de middag krijg ik een telefoontje van mijn aflosser. Ik heb nog geen dienst maar mijn aflosser is onderweg. Alleen heeft ‘ie net op dat moment een melding doorgekregen van een zieke duif. Even overleg wat de meest geschikte manier van handelen is. Resultaat: Ik breng eerst collega naar huis en breng dan de duif naar de opvang. Zo gezegd zo gedaan. Collega thuis afgeleverd en dan naar de opvang. Dat is een kwartiertje rijden, ongeveer 16 km. Van te voren opgebeld naar de beheerder. Die was niet thuis, maar “Zet ‘m maar in het hok met ‘aanvliegers’, dan vind ik ‘m wel”. Collega had voor zover mogelijk de administratie, bestaande uit het zg beestenbriefje, in orde gemaakt. Makkelijker kun je het niet krijgen. Aangekomen bij de opvang de duif in het juiste hok geschoven, briefje klaargelegd voorde beheerder en klaar. Op naar huis. | |