Volkse verhalen | |
04-10-08 09:18:51 - Quote! - @Kpuc | Kpuc Oudgediende WMRindex: 7.557 OTindex: 38.305 S |
Dump hier vreemde legendes en volkse verhalen van de Lage Landen Of je geboorteland of waar je nu leeft natuurlijk Het Kerkhof De treurige geschiedenis die ik U nu ga vertellen, bevat de lotgevallen van vier varensgezellen. Maar ze is zo treurig, ’t is goed dat U het weet houdt dus bij voorbaat Uw zakdoek gereed om de tranen van Uw facie te drogen, want wie dit aanhoort met kurkdroge ogen het is niet om te vitten maar die heeft geen hart in zijn ribbenkast zitten. Verbeeldt U een zee, zonder eind of begin en op die zee ’n boot met vier mannen erin, die dagen lang op de baren reeds dobberen omgeven door haaien die hen op willen slobberen. Met Uw vlugge verstand wordt de zaak U reeds helder hun schip dat leed schipbreuk en ging naar de kelder, maar ze waren tijdig in ’n bootje gestapt en zo met z’n vieren aan de dood net ontsnapt. Zo zwierven zij zonder een stukje eten, want dat hadden zij in de hurrie vergeten. Alleen ’n vat water was medegenomen zodat zij van dorst niet om hoefden komen. Vol zaligheid lurkten zij om beurten aan het vat al hadden ze liever "Hulstkamp" gehad. Zo zwierven Jan, Japik, Krelis en Piet in het bootje en tuurden in het eindeloos verschiet of niet een schip tot hun redding kwam dagen want de honger begon aan hun magen te knagen. Toen zei de oudste, de volmatroos Piet "Mannen, zo kan het nu langer toch niet "we hebben ze zonder te bakken of stoven, "de zolen van onze schoenen gekloven, "mijn maag kruipt van honger in mijn slokdarm naar boven "dus één van ons vieren moet eraan geloven" . Want het is bij een schipbreuk gebruik moet je weten dat de één door de ander wordt opgegeten. Zo gezegd , zo gedaan en het lot viel op Jan, die zei heel gemoedelijk: "Ik ben bakkie an", "ik wens jullie allemaal smakelijk eten" en in twee dagen was Jan finaal opgegeten. En weer ging men loten en het lot viel op Piet, Dat is ’n ouwe taaie en vet was-ie niet En na vier dagen sloegen Japik en Krelis De laatste karbonade van Piet in hun melis. Toen keek Krelis naar Japik en Japik naar Krelis En ieder dacht: Ik geloof dat de ander teveel is", En Krelis zat Japik al steeds te verwijten Dat-ie net keek of ie hem een stuk uit z’n derrière wou bijten. Toen zei Krelis: "één van ons gaat naar de haaien" "eerlijk duurt het langst, dus laten we er om raaien". En met de twee botjes van Piet waren overgebleven Raadden ze samen, Even of Oneven. En Japik verloor het en vijf hele dagen zat Krelis op Japiks stoffelijk omhulsel te knagen. Hij smaakte naar Rum en slechte tabak maar bij zo’n gelegenheid heb je daaraan lak. De zesde dag had hij niets meer te knabbelen en zat zowat aan zijn eigen scheenbeen te sabbelen en dacht, komt er geen schip om mij op te pikken dan blijft er niets anders over om mezelf op te bikken. De zevende dag sloeg de honger op zijn zinnen en juist wou hij aan zijn grote teen beginnen toen hij door een groot stoomschip werd gered en vijf dagen later aan wal werd gezet. Eerst deed hij aan de reder van het schip zijn verslag, nam een paar borreltjes en de volgende dag deed hij verslag wat er met de mannen was geschied aan de vrouwen van Japik, van Jan en van Piet. Hij sprak: Dames, ik ben geen man die woorden verbeuzelt, ik heb jullie mannen op zee opgepeuzeld. Ik zeg die boodschap nu liever maar da’lijk dan nemen jullie het me zeker niet kwalijk! . "Waar zijn onze mannen?" klonk het onder getier en Krelis klopte ferm op zijn buik en zei: "Hier"! "Hier rusten Jan, Japik en Piet, de drie braven "ik heb ze één voor één in mijn buik begraven "ik zeg het vol weemoed, oh treurende gade "mijn buik is het kerkhof van mijn kameraden". En na een periode vol huilen en snikken bedaarden de vrouwen en met troostloze blikken bekeken ze Krelis van boven tot onder, die buik met hun mannen, het leek hun een wonder. Toen trad de oudste vrouw uit hun midden en zei: "Krelis, mogen we op het kerkhof komen bidden? En Krelis, blij dat de eerste smart was gestild zei: "Zeker, je komt maar zo vaak als je wilt! Na deze concessie trokken de vrouwen iedere dag in processie naar Krelis zijn woning en naar oud gebruik knielden zij neer op Krelis zijn buik en baden ’n schietgebed voor de drie braven hun mannen, die in die buik lagen begraven. En zeiden ze eindelijk: "Nou Krelis we gane Dan was het kerkhof kletsnat van de tranen. Het eind dat zal ik U vlug mededelen, die bidderij begon vriend Krelis te vervelen. En toen de vrouwen op zekere dag weer op kwamen dagen schrokken zij van het tableau dat ze zagen, want Krelis had zich in zijn bedstee opgesloten en op zijn buik hing een bord: KERKHOF WEGENS SCHOONMAAK GESLOTEN | |
04-10-08 19:58:35 - Quote! - @ledi | ledi Oudgediende WMRindex: 47.811 OTindex: 23.036 S |
Oeps, wat eenn schitterend verzinsel. En zo keurig verteld | |
04-10-08 23:30:53 - Quote! - @nietmeer | nietmeer |
Het vrouwtje van Stavoren 1 Hoort vrienden, hoort een lied Dat duidelijk zal verklaren, Wat eenmaal is geschied. Voor meer dan duizend jaren, Toen oud en grijs Stavoren, Nog bloeide op Frieslands grond En van zijn macht deed horen, Door heel het wereldrond. 2 Daar in die rijke stad Die jaarlijks duizend schepen, Belaan met ‘s werelds schat Haar haven in zag slepen, Daar leefde in roem en ere, Een rijke weduwvrouw Wier voorbeeld ons zal leren Hoe hoogmoed voert tot rouw. 3 Geen koper, neen goud Zo sprak zij, siert mijn woning. En ‘t huis voor haar gebouwd Scheen ‘t woonhuis van een koning. ‘t Was al wat de ogen zagen, Vol vorstelijke praal, En hoeft men niet te vragen, De stoep was van metaal. 4 De leuning was zeer schoon Uit louter goud gedreven De deurknop scheen een kroon Met paarlen omgeven, En brede zilveren platen Geklonken aan de grond Bedekten al de straten Zover haar woning stond. 5 Daar treedt een zeekapitein Haar bij de haven tegen, Wat, sprak zij, zal het zijn Wat schoons hebt gij verkregen Wat heerlijks brengt gij mede Uit overzees gebied. Uw schip ligt op de reede Maar hoe, gij antwoord niet? 6 ‘k Heb immers u belast Het kostelijkst in te laden Wat rondom de Oostzee was En ‘t oog hier kan verzaden. Wie zich aan prijs mocht storen, ‘k Vraag nimmer naar het geld, De weduwe van Stavoren, Wordt niet teleurgesteld. 7 ‘k Bracht tarwe naar uw zin Als edelst wat wij vonden. Aan stuurboord kwam het in Zoveel wij laden konden. Hoe, gilt zij dol van zinnen, Hoe, tarwe ? lage guit, Bracht gij ze aan stuurboord binnen Zo werp ze aan bakboord uit. 8 Helaas, het kostelijk graan Werd in de vloed geworpen, Een grijsaard zag het aan Uit een der naaste dorpen, Beef, sprak hij, o vrouwe, Wellicht lijdt gij eens gebrek, Dat nooit dit stuk u rouwe. Zwijg, sprak ze, grijze gek. 9 Zij lachte en greep haar ring, En wierp met luid geschater, terwiul zij henen ging, Hem weg in het woelige water. Kijk, riep ze, dwaze kerel, Eer geef de zee weerom, Deez’ schone ring en parel. Eer ik tot armoe kom. 10 Het duurde een dag of acht Toen werd op haar verlangen, Een grote vis gebracht Zo pas in zee gevangen. Maar sidderend zonk ze neder Want reeds met de eerste snee, Vond zij haar ring toen weder, Laatst geworpen in de zee. 11 Daar treedt een dienstknecht in. Uw schepen zijn verloren, De zee zwolg alles is Gods wraak rust op Stavoren. Een andere knecht snelt binnen, En biedt een brief haar aan. God, gilt ze woest van zinnen Mijn glorie is vergaan. 12 Beroofd van goed en geld, Veracht van wie haar kende, Zoals de oude meldt, Werd ze een slachtoffer der ellende. Nog doet de nazaat horen, Der hoverdij tot les Hoe ‘t vrouwtje van Stavoren, Nog stierf als bedelares. 13 Nog ziet men aan het strand, Zo rijk in vroeger dagen, De haven gans verzand. Een zee van halmen dragen, Maar ledig zijn die aren Geen korrel lacht u aan, Als blijk wat hier voor jaren, Gods almacht heeft gedaan. 14 Ja hoogmoed wordt vernederd, Is wissen van beschoren, Het werd ons hier beleerd Door ‘t vrouwtje van Stavoren, Wilt vrienden er aan denken, Wat ook het lot u biedt, Al wat u wordt geschonken Doch hoogmoed past ons niet. | |
07-10-08 22:33:28 - Quote! - @Kpuc | Kpuc Oudgediende WMRindex: 7.557 OTindex: 38.305 S |
De steen aan de ketting Een bijzonder verhaal is er verbonden aan de Utrechtse steen, die vastgeklonken ligt bij het hoekhuis van de Eligenhof en de Oudegracht nummer 364. Die grote steen was daar oorspronkelijk neergelegd om het huis bij het slepen van vrachtgoederen of het rijden van wagens, voor schade te behoeden. In 1520 lag ze er al. afbeelding Maar pluis was het niet met de steen, die er overdag zo doodgewoon uitzag. Stel je voor... wanneer je 's nachts om twaalf uur bij nieuwe maan een speld in een van haar bleke aderen stak, vloeide er bloed uit. En dat was nog niet alles! Nog lang niet... Midden in nacht kwamen er allerlei boze geesten, reuzen, heksen en tovenaars. Ze dansten rond de steen. Ze knikkerden er mee over de keien van de Oudegracht. Ze kaatsten er mee als een bal heen en weer van de Vollersbrug over de Oudegracht naar de Geertebrug. Heen en weer! Hoepla! Heisa! Het was een afschuwelijke herrie en de burgers van Utrecht konden niet in slaap komen van het lawaai. "Maar... met reuzen, tovenaars en heksen moet een mens niet spotten," zeiden ze hoofdschuddend. Eindelijk werd het toch al te bont. Horen en zien verging je! Men hield een nachtelijke optocht en wist alle boze geesten in het donkere water van de gracht te bannen. Ze schrokken zo van die ontzaglijke mensenstoet, dat men ze nooit meer terug heeft gezien. Voor alle zekerheid liet men de kei toen nog aan banden slaan. En na die tijd kwam er geen bloed meer uit haar aderen. En Utrecht was, in de nachtelijke uren, stiller en vrediger dan ooit. | |
07-10-08 22:59:02 - Quote! - @Igor | Igor Erelid WMRindex: 724 OTindex: 2.483 S |
Die van die steen vind ik leuk, Kpuc | |
08-10-08 00:33:41 - Quote! - @Kpuc | Kpuc Oudgediende WMRindex: 7.557 OTindex: 38.305 S |
Ik hou wel van dit soort oude (on)gein Igor | |
23-04-09 18:38:41 - Quote! - @Kpuc | Kpuc Oudgediende WMRindex: 7.557 OTindex: 38.305 S |
Het monster van Utrecht | |