hr
jaargang -23 - laatste artikel 26-4 14:00 - 74454 artikelen - nu online 25 bezoekers -

Home
Forum
Lid worden

Leden
Gebruikersnaam:

Wachtwoord:

Login onthouden

Login via:
Wachtwoord vergeten.

Het Forum

· [MED] Mededelingen
· [SUG] Suggesties
· [M&S] Moppen/Spelletjes
· [CUL] Kunst & Cultuur
· [OFT] Offtopic
· [G&C] Games & Computers
· [WMO] Wat me is overkomen
· [VDS] Vragen des levens
· [POL] Politiek
· [CON] Consumenten forum


Kunst - Muziek - Film - Tekeningen & andere culturele uitspattingen


[1]

Volkse verhalen

04-10-08 09:18:51 - Quote! - @Kpuc
Kpuc
Oudgediende


WMRindex: 7.557
OTindex: 38.305
S
Dump hier vreemde legendes en volkse verhalen van de Lage Landen ;) Of je geboorteland of waar je nu leeft natuurlijk :D

Het Kerkhof


De treurige geschiedenis die ik U nu ga vertellen,

bevat de lotgevallen van vier varensgezellen.

Maar ze is zo treurig, ’t is goed dat U het weet

houdt dus bij voorbaat Uw zakdoek gereed

om de tranen van Uw facie te drogen,

want wie dit aanhoort met kurkdroge ogen

het is niet om te vitten

maar die heeft geen hart in zijn ribbenkast zitten.

Verbeeldt U een zee, zonder eind of begin

en op die zee ’n boot met vier mannen erin,

die dagen lang op de baren reeds dobberen

omgeven door haaien die hen op willen slobberen.

Met Uw vlugge verstand wordt de zaak U reeds helder

hun schip dat leed schipbreuk en ging naar de kelder,

maar ze waren tijdig in ’n bootje gestapt

en zo met z’n vieren aan de dood net ontsnapt.



Zo zwierven zij zonder een stukje eten,

want dat hadden zij in de hurrie vergeten.

Alleen ’n vat water was medegenomen

zodat zij van dorst niet om hoefden komen.

Vol zaligheid lurkten zij om beurten aan het vat

al hadden ze liever "Hulstkamp" gehad.

Zo zwierven Jan, Japik, Krelis en Piet

in het bootje en tuurden in het eindeloos verschiet

of niet een schip tot hun redding kwam dagen

want de honger begon aan hun magen te knagen.

Toen zei de oudste, de volmatroos Piet

"Mannen, zo kan het nu langer toch niet

"we hebben ze zonder te bakken of stoven,

"de zolen van onze schoenen gekloven,

"mijn maag kruipt van honger in mijn slokdarm naar boven

"dus één van ons vieren moet eraan geloven" .



Want het is bij een schipbreuk gebruik moet je weten

dat de één door de ander wordt opgegeten.

Zo gezegd , zo gedaan en het lot viel op Jan,

die zei heel gemoedelijk: "Ik ben bakkie an",

"ik wens jullie allemaal smakelijk eten"

en in twee dagen was Jan finaal opgegeten.

En weer ging men loten en het lot viel op Piet,

Dat is ’n ouwe taaie en vet was-ie niet

En na vier dagen sloegen Japik en Krelis

De laatste karbonade van Piet in hun melis.

Toen keek Krelis naar Japik en Japik naar Krelis

En ieder dacht: Ik geloof dat de ander teveel is",

En Krelis zat Japik al steeds te verwijten

Dat-ie net keek of ie hem een stuk uit z’n derrière wou bijten.

Toen zei Krelis: "één van ons gaat naar de haaien"

"eerlijk duurt het langst, dus laten we er om raaien".



En met de twee botjes van Piet waren overgebleven

Raadden ze samen, Even of Oneven.

En Japik verloor het en vijf hele dagen

zat Krelis op Japiks stoffelijk omhulsel te knagen.

Hij smaakte naar Rum en slechte tabak

maar bij zo’n gelegenheid heb je daaraan lak.

De zesde dag had hij niets meer te knabbelen

en zat zowat aan zijn eigen scheenbeen te sabbelen

en dacht, komt er geen schip om mij op te pikken

dan blijft er niets anders over om mezelf op te bikken.

De zevende dag sloeg de honger op zijn zinnen

en juist wou hij aan zijn grote teen beginnen

toen hij door een groot stoomschip werd gered

en vijf dagen later aan wal werd gezet.



Eerst deed hij aan de reder van het schip zijn verslag,

nam een paar borreltjes en de volgende dag

deed hij verslag wat er met de mannen was geschied

aan de vrouwen van Japik, van Jan en van Piet.

Hij sprak: Dames, ik ben geen man die woorden verbeuzelt,

ik heb jullie mannen op zee opgepeuzeld.

Ik zeg die boodschap nu liever maar da’lijk

dan nemen jullie het me zeker niet kwalijk! .

"Waar zijn onze mannen?" klonk het onder getier

en Krelis klopte ferm op zijn buik en zei: "Hier"!

"Hier rusten Jan, Japik en Piet, de drie braven

"ik heb ze één voor één in mijn buik begraven

"ik zeg het vol weemoed, oh treurende gade

"mijn buik is het kerkhof van mijn kameraden".



En na een periode vol huilen en snikken

bedaarden de vrouwen en met troostloze blikken

bekeken ze Krelis van boven tot onder,

die buik met hun mannen, het leek hun een wonder.

Toen trad de oudste vrouw uit hun midden

en zei: "Krelis, mogen we op het kerkhof komen bidden?

En Krelis, blij dat de eerste smart was gestild

zei: "Zeker, je komt maar zo vaak als je wilt!



Na deze concessie

trokken de vrouwen iedere dag in processie

naar Krelis zijn woning en naar oud gebruik

knielden zij neer op Krelis zijn buik

en baden ’n schietgebed voor de drie braven

hun mannen, die in die buik lagen begraven.

En zeiden ze eindelijk: "Nou Krelis we gane

Dan was het kerkhof kletsnat van de tranen.



Het eind dat zal ik U vlug mededelen,

die bidderij begon vriend Krelis te vervelen.

En toen de vrouwen op zekere dag weer op kwamen dagen

schrokken zij van het tableau dat ze zagen,

want Krelis had zich in zijn bedstee opgesloten

en op zijn buik hing een bord:



KERKHOF WEGENS SCHOONMAAK GESLOTEN

04-10-08 19:58:35 - Quote! - @ledi
ledi
Oudgediende


WMRindex: 47.811
OTindex: 23.036
S
Oeps, wat eenn schitterend verzinsel. En zo keurig verteld })

04-10-08 23:30:53 - Quote! - @nietmeer
nietmeer
Het vrouwtje van Stavoren

1

Hoort vrienden, hoort een lied

Dat duidelijk zal verklaren,

Wat eenmaal is geschied.

Voor meer dan duizend jaren,

Toen oud en grijs Stavoren,

Nog bloeide op Frieslands grond

En van zijn macht deed horen,

Door heel het wereldrond.

2

Daar in die rijke stad

Die jaarlijks duizend schepen,

Belaan met ‘s werelds schat

Haar haven in zag slepen,

Daar leefde in roem en ere,

Een rijke weduwvrouw

Wier voorbeeld ons zal leren

Hoe hoogmoed voert tot rouw.

3

Geen koper, neen goud

Zo sprak zij, siert mijn woning.

En ‘t huis voor haar gebouwd

Scheen ‘t woonhuis van een koning.

‘t Was al wat de ogen zagen,

Vol vorstelijke praal,

En hoeft men niet te vragen,

De stoep was van metaal.

4

De leuning was zeer schoon

Uit louter goud gedreven

De deurknop scheen een kroon

Met paarlen omgeven,

En brede zilveren platen

Geklonken aan de grond

Bedekten al de straten

Zover haar woning stond.

5

Daar treedt een zeekapitein

Haar bij de haven tegen,

Wat, sprak zij, zal het zijn

Wat schoons hebt gij verkregen

Wat heerlijks brengt gij mede

Uit overzees gebied.

Uw schip ligt op de reede

Maar hoe, gij antwoord niet?

6

‘k Heb immers u belast

Het kostelijkst in te laden

Wat rondom de Oostzee was

En ‘t oog hier kan verzaden.

Wie zich aan prijs mocht storen,

‘k Vraag nimmer naar het geld,

De weduwe van Stavoren,

Wordt niet teleurgesteld.

7

‘k Bracht tarwe naar uw zin

Als edelst wat wij vonden.

Aan stuurboord kwam het in

Zoveel wij laden konden.

Hoe, gilt zij dol van zinnen,

Hoe, tarwe ? lage guit,

Bracht gij ze aan stuurboord binnen

Zo werp ze aan bakboord uit.

8

Helaas, het kostelijk graan

Werd in de vloed geworpen,

Een grijsaard zag het aan

Uit een der naaste dorpen,

Beef, sprak hij, o vrouwe,

Wellicht lijdt gij eens gebrek,

Dat nooit dit stuk u rouwe.

Zwijg, sprak ze, grijze gek.

9

Zij lachte en greep haar ring,

En wierp met luid geschater,

terwiul zij henen ging,

Hem weg in het woelige water.

Kijk, riep ze, dwaze kerel,

Eer geef de zee weerom,

Deez’ schone ring en parel.

Eer ik tot armoe kom.

10

Het duurde een dag of acht

Toen werd op haar verlangen,

Een grote vis gebracht

Zo pas in zee gevangen.

Maar sidderend zonk ze neder

Want reeds met de eerste snee,

Vond zij haar ring toen weder,

Laatst geworpen in de zee.

11

Daar treedt een dienstknecht in.

Uw schepen zijn verloren,

De zee zwolg alles is

Gods wraak rust op Stavoren.

Een andere knecht snelt binnen,

En biedt een brief haar aan.

God, gilt ze woest van zinnen

Mijn glorie is vergaan.

12

Beroofd van goed en geld,

Veracht van wie haar kende,

Zoals de oude meldt,

Werd ze een slachtoffer der ellende.

Nog doet de nazaat horen,

Der hoverdij tot les

Hoe ‘t vrouwtje van Stavoren,

Nog stierf als bedelares.

13

Nog ziet men aan het strand,

Zo rijk in vroeger dagen,

De haven gans verzand.

Een zee van halmen dragen,

Maar ledig zijn die aren

Geen korrel lacht u aan,

Als blijk wat hier voor jaren,

Gods almacht heeft gedaan.

14

Ja hoogmoed wordt vernederd,

Is wissen van beschoren,

Het werd ons hier beleerd

Door ‘t vrouwtje van Stavoren,

Wilt vrienden er aan denken,

Wat ook het lot u biedt,

Al wat u wordt geschonken

Doch hoogmoed past ons niet.

07-10-08 22:33:28 - Quote! - @Kpuc
Kpuc
Oudgediende


WMRindex: 7.557
OTindex: 38.305
S
De steen aan de ketting

Een bijzonder verhaal is er verbonden aan de Utrechtse steen, die vastgeklonken ligt bij het hoekhuis van de Eligenhof en de Oudegracht nummer 364. Die grote steen was daar oorspronkelijk neergelegd om het huis bij het slepen van vrachtgoederen of het rijden van wagens, voor schade te behoeden. In 1520 lag ze er al.

afbeelding

Maar pluis was het niet met de steen, die er overdag zo doodgewoon uitzag. Stel je voor... wanneer je 's nachts om twaalf uur bij nieuwe maan een speld in een van haar bleke aderen stak, vloeide er bloed uit.

En dat was nog niet alles! Nog lang niet...

Midden in nacht kwamen er allerlei boze geesten, reuzen, heksen en tovenaars. Ze dansten rond de steen. Ze knikkerden er mee over de keien van de Oudegracht. Ze kaatsten er mee als een bal heen en weer van de Vollersbrug over de Oudegracht naar de Geertebrug. Heen en weer! Hoepla! Heisa!

Het was een afschuwelijke herrie en de burgers van Utrecht konden niet in slaap komen van het lawaai. "Maar... met reuzen, tovenaars en heksen moet een mens niet spotten," zeiden ze hoofdschuddend.

Eindelijk werd het toch al te bont. Horen en zien verging je!

Men hield een nachtelijke optocht en wist alle boze geesten in het donkere water van de gracht te bannen. Ze schrokken zo van die ontzaglijke mensenstoet, dat men ze nooit meer terug heeft gezien. Voor alle zekerheid liet men de kei toen nog aan banden slaan. En na die tijd kwam er geen bloed meer uit haar aderen. En Utrecht was, in de nachtelijke uren, stiller en vrediger dan ooit.

07-10-08 22:59:02 - Quote! - @Igor
Igor
Erelid


WMRindex: 724
OTindex: 2.483
S
:) Die van die steen vind ik leuk, Kpuc ;)

08-10-08 00:33:41 - Quote! - @Kpuc
Kpuc
Oudgediende


WMRindex: 7.557
OTindex: 38.305
S
Ik hou wel van dit soort oude (on)gein Igor 8)

23-04-09 18:38:41 - Quote! - @Kpuc
Kpuc
Oudgediende


WMRindex: 7.557
OTindex: 38.305
S
Het monster van Utrecht ;)

Je moet ingelogd zijn om te kunnen reageren!

[1]

WMRphp ver. 7.1 secs - Smalle versie - terug naar boven