Het Japanse tempelbouwbedrijf Kongo Gumi is niet meer. Het familiebedrijf dat is opgericht in 578 is ten onder gegaan.
Kongo Gumi werd nog steeds geleid door nakomelingen van de oprichter. BusinessWeek maakt melding van het faillissement.
Met zo’n respectabele staat van dienst is Kongo Gumi een interessante businesscase waar het nodige van valt te leren. Hoe houdt een familiebedrijf het 1429 jaar vol? En wat ging er eigenlijk mis?
Kongo Gumi had een stevig fundament. Het was actief is een –tot voor kort- stabiele sector, namelijk de bouw van Boeddhistische tempels. Dit geloof bestaat al duizenden jaren en heeft miljoenen aanhangers. De vraag naar tempels was een goede basis. Zelfs toen de Japanse overheid in de negentiende eeuw de subsidie op de bouw van tempels afschafte en Kongo Gumi genoodzaakt was voor het eerst ook commerciële gebouwen te bouwen.
Tempelbouw maakte tot recent altijd nog 80 procent van de omzet uit (in 2004 was Kongo Gumi’s omzet 67.6 miljoen dollar).
Volgens Masakazu Kongo, het veertigste lid van de familie dat het bedrijf leidde, was flexibiliteit bij het kiezen van een nieuwe leider voor het bedrijf erg belangrijk voor het voortbestaan. Niet de oudste zoon werd vanzelfsprekend als opvolger gekozen, maar de zoon die het meeste talent en verantwoordelijkheid liet zien en de beste gezondheid had. En het was niet altijd een zoon die tot opvolger werd gekozen. De laatste Kongo die het bedrijf leidde was Masakazu’s grootmoeder.
Wat ook werkte, was dat schoonzonen de familienaam aannamen als ze bij het bedrijf kwamen. Dit is gebruikelijk in Japan en het gaf het bedrijf de mogelijkheid om onder dezelfde naam verder te gaan, zelfs als er in een generatie eens een keer geen eigen zonen voor handen waren.
De geschiedenis van Kongo Gumi laat zien dat een mix van traditie en flexibiliteit het beste is. Het bedrijf is altijd tempels blijven bouwen. Maar het stapte in de Tweede Wereldoorlog tijdelijk over op het maken van doodskisten toen de tempelbouw terugviel.
Ook uit Kongo Gumi’s ondergang zijn lessen te trekken. Een aantal buitengewone omstandigheden leidden de ondergang in. Ten tijde van de hausse van de Japanse economie in de jaren tachtig leende Kongo Gumi veel geld om te investeren in vastgoed. Toen deze zeepbel in de recessie van 1992-1993 uit elkaar spatte, nam de vastgoedportefeuille in waarde af en zat Kongi Gumi met hoge renteverplichtingen.
Daarnaast speelden ook maatschappelijke veranderingen in Japan een rol. Het aantal contributies voor de bouw van tempels nam af. Hierdoor werden er vanaf 1998 flink minder tempels gebouwd.
In 2004 was de omzet van 35 procent gedaald. Masakazu Kongo voerde een reorganisatie door waarbij werknemers werden ontslagen en budgetten ingekrompen. De leningen aan Kongo Gumi waren inmiddels opgelopen tot 343 miljoen dollar en het bedrijf kon de rente niet meer betalen. In 2006 viel het doek. Begin dit jaar werd de failliete boedel overgenomen door de Japanse bouwgigant Takamatsu. Kongo Gumi leeft nu voort als dochteronderneming.
De lessen uit de geschiedenis van Kongo Gumi zijn geen garantie voor eeuwig succes. Maar je komt er een heel eind mee.
Het oudste bedrijf in Nederland is aardewerkfabriek Koninklijke Tichelaar in Makkum. Dat is opgericht in 1594.