De vrouw uit Wijdemeren die 7000 euro bijstand moest terugbetalen aan de gemeente omdat ze van haar moeder jarenlang gratis boodschappen had gekregen, mag een deel van dat bedrag houden. De rechter heeft in hoger beroep bepaald dat het bedrag wordt verlaagd tot ruim 2800 euro.

Volgens de rechter heeft de vrouw zich niet gehouden aan de inlichtingenplicht. Ze had de gemeente moeten melden dat ze de boodschappen kreeg, maar de gemeente heeft ook fouten gemaakt, zegt de rechter. "Beide partijen hebben deels gelijk en deels ongelijk."

De gemeente heeft te weinig bewijs geleverd dat de inwoonster drie jaar lang gratis boodschappen kreeg en daarom kan niet het hele bedrag van 7000 euro worden teruggevorderd. De gemeente heeft volgens de rechter ook herhaaldelijk gebrekkige besluiten genomen.

Melike Pinarci Cinar, advocaat van de vrouw, laat weten dat haar cliënt blij en opgelucht is met de uitspraak. "Na drie jaar hard strijden tegen de gemeente heeft ze haar recht gekregen. De zaak heeft drie jaar van haar leven gekost." De vrouw ziet in dat ze de boodschappen had moeten melden.

Verder was er sprake van een onrechtmatig huisbezoek in 2018. "De gemeente had daar een heel goede reden voor moeten hebben, maar die was er niet", zegt de rechter. De gemeente moet daarom een schadevergoeding van 200 euro aan de vrouw betalen. Ook is de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van ruim 4000 euro.

De vrouw kreeg sinds 2015 een uitkering en toeslagen. In 2018 bleek dat zij bijna niets had uitgegeven aan levensonderhoud, maar wel kocht ze volgens de gemeente een auto "uit het duurdere segment" (een BMW) en een motor, een Harley Davidson.

Ook was ze zonder het te melden in het buitenland geweest. Mensen die in de bijstand zitten, zijn verplicht om een verblijf in het buitenland en veranderingen in hun inkomen en vermogen te melden.

Veel kritiek op aanpak gemeente
De gemeente Wijdemeren bepaalde daarom dat de vrouw 7000 euro moest terugbetalen. Dat leidde tot veel kritiek, onder meer vanuit de politiek, maar de rechtbank gaf de gemeente gelijk.

De inwoonster ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter op gebied van sociale verzekeringen, uitkeringen en ambtenarenzaken.