"Jullie zoeken het maar uit, ik vertrek." Die uitspraak van een administratief medewerker mocht een rijschool uit Friesland niet opvatten als opzegging van diens dienstverband. De man vertrok nadat zijn verzoek om thuis te werken wegens zijn vrees voor corona was afgedaan als 'zeuren'.

De man werkte sinds begin vorig jaar voor de rijschool als administratief medewerker. Eind januari werden de werknemer en enkele van zijn collega's positief getest op Covid-19. Na zijn herstel ging hij weer aan de slag; deels vanuit huis, deels op kantoor.

Op 11 februari liet de man weten de dag erna thuis te willen werken omdat hij zich niet prettig voelde op kantoor. Daarop zei de directeur van de Friese rijschool dat hij 'niet zo moest zeuren'.

De kwestie escaleerde nadat de directeur vervolgens een sneeuwbal in de nek van een collega legde. De collega legde die sneeuwbal vervolgens in de nek van de medewerker, met de woorden: "Zo, kun jij ook even afkoelen."

Vervolgens stapte de medewerker op, volgens zijn werkgever met de woorden: "Jullie zoeken het maar uit, ik vertrek." De dagen erna werkte de man vanuit huis. Daarop ontving hij van de rijschool een brief, waarin stond dat hij ontslag had genomen en dat dit werd geaccepteerd.

De administratief medewerker protesteerde, en stapte naar de rechter. Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak van een kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland blijkt dat de man gelijk krijgt.

De kantonrechter benadrukt dat er voor een opzegging van het dienstverband door een werknemer sprake moet zijn van een 'duidelijke en ondubbelzinnige verklaring'.

Dat moet werknemers 'behoeden voor de ernstige gevolgen van een vrijwillige beëindiging', zoals verlies van ontslagbescherming en het recht op een werkloosheidsuitkering.

In dit geval vindt de kantonrechter dat het helemaal niet vaststond dat de medewerker ontslag had genomen, nog los van het feit dat hij zelf ontkende dat hij had gezegd te vertrekken.

Maar ook die mededeling betekent volgens de kantonrechter 'iets anders dan het nemen van ontslag', en niet dat de administratief medewerker 'in het geheel niet meer bij Verkeersschool terug wilde keren'. Daarbij liet de kantonrechter meewegen dat de man door de woordenwisseling en de sneeuwbal in zijn nek geëmotioneerd was geraakt.

Dat betekent dat de werknemer zijn dienstverband niet heeft opgezegd, en dat zijn werkgever zijn achterstallige salaris over de afgelopen 3,5 maand moet nabetalen.

Jan Veninga, de advocaat van de werknemer, is niet verbaasd over de uitspraak. "Er is genoeg jurisprudentie waaruit blijkt dat een werkgever er niet zomaar van mag uitgaan dat er sprake is van een opzegging van een dienstverband door een uitspraak die een werknemer 'in the heat of the moment' doet. In dit geval had mijn cliënt daarna zelfs nog thuis gewerkt. Zo makkelijk kom je er als werkgever niet mee weg."

Veninga benadrukt dat de kantonrechter daardoor niet toekwam aan de inhoudelijke behandeling van de vraag of een werkgever mag weigeren dat iemand thuiswerkt wegens vrees voor corona. "Ook dat kan niet zomaar. Dan moet je als werkgever op dit moment minstens aantonen dat er genoeg coronamaatregelen zijn genomen en onderbouwen waarom werk op kantoor noodzakelijk is."