Geschiedenisdocente Lotte van Dongen geeft geen huiswerk meer op. Ze is liever coach dan controleur van de leerlingen.

In zijn boek ‘De meeste mensen deugen’, dat vorige maand verscheen, draagt Rutger Bregman een positief mensbeeld uit.

De mens is geen beest, maar een wezen dat we mogen vertrouwen. Zijn overtuiging vormt voor mij, als geschiedenisdocente in het voortgezet onderwijs, al jaren een uitgangspunt voor mijn lessen. Waarom zou je niet uitgaan van de nieuwsgierigheid van de leerling? Na zes jaar sta ik op een grote middelbare school in Noord-Brabant bekend als de geschiedenisdocente die geen huiswerk geeft.

Ik heb het geprobeerd. Ooit wilde ik mij wel houden aan de ‘norm’ die op Nederlandse middelbare scholen vaak geldt: ik gaf regelmatig huiswerk op. Dat leidde echter tot frustraties bij beide partijen. Mijn onderwijsvisie heb ik gedurende mijn docentschap ontwikkeld. Leerlingen krijgen twee uur in de week ­geschiedenis. In de lessen ligt het werktempo hoog. Ik verwacht dat leerlingen hun spullen bij zich hebben, meedenken en meedoen, waarbij het vooral ­belangrijk is dat leerlingen proberen, ­leren en fouten durven te maken.

Zelf ontleden welke delen van de toets goed en slecht zijn gemaakt
Een van de belangrijkste thema’s van mijn lessen is dat ik leerlingen eigenaar maak van hun eigen leerproces. Dit doe ik door leerlingen zelf hun toets te ­laten analyseren. De toets wordt in eerste instantie niet cijfermatig beoordeeld, maar gebruikt als effectieve leer-en oefenstrategie. Leerlingen moeten zelf ontleden welke onderdelen van de toets ze goed of minder goed hebben gemaakt. Vervolgens laat ik ze een keuze maken welk onderdeel zij willen verbeteren. Ze schrijven dit als conclusie onderaan hun toets. Naderhand mogen leerlingen tijdens de lessen aan de slag met opdrachten die zijn ingedeeld in de onderdelen die getoetst worden.

Bij het woord huiswerk heeft iedereen wel een associatie. De één zweert erbij, omdat het van leerlingen zelfstandige en gedisciplineerde leerlingen zou ­maken. De ander gruwelt ervan omdat het de rol van de docent verandert in die van een controleur.

Het geven van huiswerk legt in mijn optiek de verkeerde druk op leerlingen. Ik ga uit van de leergierigheid van leerlingen. Als zij meer willen weten of zich willen ontwikkelen, bied ik hen mogelijke opdrachten die zij in de les mogen maken. Leerlingen gaan daardoor heel gericht aan de slag met het onderdeel waar ze het minst goed in zijn en waar dus de meeste winst op te behalen is. Daarnaast is het voor de docent inzichtelijk welke leerlingen motivatieproblemen ervaren, omdat zij niet meedoen met de les. Het is dan de taak van de docent om in te spelen op hun des­interesse of motivatieprobleem.