Binnen de politie wordt onvoldoende onderzoek gedaan naar het lekken door politiemensen, en met ernstige gevallen wordt te laks omgegaan. Dat staat in het vertrouwelijke interne rapport 'Het lekken van vertrouwelijke politieinformatie: de aard en omvang van het fenomeen'. Ironisch genoeg is dat nu ook uitgelekt en in handen gekomen van De Telegraaf. Ook met de registratie van incidenten is het slecht gesteld, schrijft de krant.

Het politieonderzoek keek naar de jaren 2015 en 2016 en werd ingesteld naar aanleiding van de zaak rond politiemol Mark M., die vorig jaar vijf jaar cel kreeg voor het lekken aan criminelen maar door een blunder van het OM vrijkwam. Er zijn in die periode 761 dossiers over lekken bij de politie en de marechaussee opgesteld. Op basis van een steekproef onder 161 van die dossiers concludeerde de Politieacademie dat er bij een derde van de zaken daadwerkelijk sprake was van lekken.

In ruim twintig procent van de gevallen was sprake van een lek aan criminelen. In een klein aantal gevallen, nog geen 4 procent, was sprake van "grote operationele schade", wat betekent dat een opsporingszaak erdoor stukliep. Lekkende agenten halen vooral informatie uit systemen voor zichzelf, een kennis of een familielid. De krant noemt als voorbeelden het checken of een vriendje van een dochter in de haak is, of het uitzoeken voor een oud-collega waar iemand woont.

"Het kleine aantal gevallen van lekken dat als zeer ernstig kan worden beschouwd zou een meer proactieve aanpak van de onderzoeken rechtvaardigen", citeert de krant ook uit het rapport. Het typische profiel van de lekkende agent vat de krant samen als een autochtone man tussen de 20 en 30 jaar, maximaal tien jaar in dienst.

De Politieacademie zegt in een reactie tegen de NOS dat het rapport pas volgende maand uitkomt. De politie wil er tot die tijd niets over zeggen.

Lekken worden bij de verschillende eenheden onderzocht door afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK). De onderzoekers stellen volgens De Telegraaf dat het een puinhoop is bij het in kaart brengen van de dossiers. Dat komt doordat er verschillende softwaresystemen worden gebruikt door de VIK-afdelingen. Er werden schaduwadministraties bijgehouden, dossiers doken op bij de verkeerde afdeling, er waren dubbele dossiers en sommige waren leeg. Veel meldingen worden niet eens geregistreerd. In het rapport staat dat een en ander "kan duiden op capaciteitsgebrek bij de VIK-afdelingen".

Bij de politie-eenheden Oost-Brabant en Noord-Holland werd naar verhouding het vaakst gelekt, bij de rijksrecherche en de marechaussee en de politieregio Noord-Nederland het minst. Wie verantwoordelijk was voor het lek wordt in bijna de helft van de gevallen niet achterhaald.

Jan Struijs, voorzitter van de Nederlandse Politie Bond, zegt in een reactie in het NOS Radio 1 Journaal dat politieinformatie "het nieuwe goud is". Hij vindt het onderzoek ook van belang om te achterhalen wat de afbreukrisico's zijn voor politiemensen.

Struijs benadrukt verder dat agenten zich in sommige gevallen van geen kwaad bewust zijn. "Een politievrouw werd op de sportschool benaderd door haar beste vriendin. Die wilde een huis kopen en vroeg of ze eens wilde kijken of er geen zware criminelen naast haar zouden wonen. De politievrouw ziet vervolgens dat er een zware boef woont, het wordt gemeld bij de makelaar en ze komt zwaar in de problemen. Dat is natuurlijk grenzeloze naïviteit, maar ook dat komt voor."