In een drukker wordende stad, is voor de auto steeds minder plek. Maar 90 jaar geleden werd juist gezocht naar ruimte om dat moderne vervoermiddel te parkeren. En dus werd in de voorbereidingen van de Olympische Spelen in Amsterdam het parkeerbord uitgevonden.

Het laat zich raden dat de auto tijdens de 'roaring twenties' ook Amsterdamse wegen langzaam maar zeker overnam. En die moesten ergens komen te staan. Dat bedachten ook de organisatoren van de Olympische Spelen in 1928.Over deze bijzondere erfenis schrijft het Internationaal Olympisch Comité op hun website.

Naast het Olympisch Stadion was plek voor tweeduizend auto's. Dat was bij lange na niet genoeg, dus bood de gemeente een nabijgelegen plek aan om al die wagens te stallen. Daar was voldoende ruimte om tijdens de 37-dagen durende Spelen, 26.028 auto's te parkeren. Dagelijks wisten gemiddeld 700 wagens een parkeerplekje te vinden.

Maar een nieuw probleem diende zich aan. Want hoe wisten al die buitenlandse gasten waar ze hun bolide achter konden laten? Daarop bedacht de organisatie een blauw bord met daarop een grote witte 'P'.

Dankzij de uitvinding wisten alle gasten probleemloos een plek te vinden. Het toen hypermoderne verkeersbord werd bejubeld door de internationale bezoekers, die het idee meenamen naar het thuisland. En zie daar: de geboorte van het universele parkeerbord.
Foto