Britse koolmezen hebben een langere snavel dan Nederlandse. Reden: de Britten strooien meer voer.

Het is een sterk staaltje evolutie in de achtertuin, waarvan Nederlandse en Britse onderzoekers morgen in vakblad Science verslag doen. Dat Britse en Nederlandse koolmezen verschillen in snavellengte was al bekend.

Maar deze onderzoekers hebben het verhaal erachter helemaal ontrafeld, beginnend bij de genetische eigenschappen van de koolmezen en eindigend bij hun gedrag aan de voederbak. Een primeur in dierecologisch onderzoek, zegt onderzoekster Mirte Bosse, verbonden aan Wageningen Universiteit en aan het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO).

Het verhaal doet denken aan de giraf die in de loop van de evolutie een langere nek ontwikkelt omdat hij daarmee bij de hoog hangende bladeren kan. Niet dat die giraf kan besluiten tot een langere nek; nee, in de evolutie hebben de dieren die toevallig met een langere nek op de wereld komen een voordeel, en daardoor meer nakomelingen, met langere nekken. Enzovoort.

Zo zou de langere snavel de Britse koolmees een voordeel hebben geboden en daar wijdverbreid zijn geraakt. Wat dat voordeel is, weten de onderzoekers (nog) niet, want zij zijn aan andere kant begonnen, in het DNA, bij de genetische eigenschappen.

Onderzoekster Mirte Bosse: “Wij zijn zonder een bepaald idee vooraf gaan kijken naar de genetische verschillen tussen koolmezen in Groot-Brittannië en hier in Nederland. Ze behoren tot één soort en zijn genetisch identiteit, op bepaalde stukken DNA na. Op die stukken bleken genen te liggen die de vorming van de snavel beïnvloeden.”

Naar klassiek evolutionair recept, moet je nu gaan kijken of die genetische verschillen de vogel ook een voordeel opleveren, een grotere kans op overleven. Dat bleek het geval. Bij de Britse mezen althans; daar bleken koolmezen met de langste snavel ook de meeste nakomelingen voort te brengen. Tussen Nederlandse koolmezen onderling verschilt de snavel ook wel eens iets, maar een grotere snavel levert hier geen kuiken meer op.

Zoekend naar wat hier het verschil zou kunnen maken, kwamen de onderzoekers uit bij de voederbakjes die in veel Britse achtertuinen te vinden zijn. De Britten besteden tweemaal zo veel geld aan vogelvoer als wij. En de Britse voederplaatsen zijn anders dan de Nederlandse. Denk bij een ‘birdfeeder’ niet alleen aan een open vogelhuisje, voederplank of vetbol, maar vooral aan een plastic buis of ‘voedersilo’ met alleen een opening voor de vogelsnavel. Of dat ook voor de langere snavel zorgt, weten de onderzoekers niet.

Ze konden wel zien dat koolmezen met een genetische aanleg voor langere snavels ook meer aan de voederbak te vinden waren dan hun kortsnavelige soortgenoten.

Daarmee is het verhaal van deze evolutie rond. Een nog jong verhaal; het verschil in snavellengte tussen Britse en Hollandse koolmees is ontstaan in enkele decennia. En een verhaal dat doorgaat; het verschil in snavellengte blijft groeien, dankzij de evolutionaire druk van de ruimhartig strooiende Britten.