GOES - Dick van der Heijde is verlamd. Hij kan alleen maar knipperen met zijn ogen. Dat belet hem niet boeken te schrijven. Zijn tweede wordt donderdagavond gepresenteerd in ’t Beest in Goes.

‘Ik was nogal een spraakwaterval’, schrijft Kapellenaar Dick van der Heijde in het boek Je zal m'n ouders maar zijn, dat donderdagavond wordt gepresenteerd in ’t Beest in Goes. Hij heeft het dan over het begin van de jaren tachtig. Het is een zinnetje dat opvalt, omdat Van der Heijde op 28-jarige leeftijd een herseninfarct kreeg dat hem het locked-in syndroom bezorgde. Sinds 1991 is hij verlamd en zit hij opgesloten in zijn lichaam. Praten kan hij niet meer. Hij kan alleen communiceren door met zijn ogen te knipperen. Dat weerhoudt hem er niet van zijn verhalen te blijven vertellen. Je zal m'n ouders maar zijn is zijn tweede boek, na M’n ogen zeggen alles, waarin hij negentien jaar geleden beschreef wat hem na zijn herseninfarct overkwam.

Zijn eerste boek eindigt met de constatering dat hij nog zoveel zou willen vertellen, maar denkt: ‘Ach, laat maar gaan.’ Gezien het nieuwe boek is Van der Heijde van gedachten veranderd. In Je zal m'n ouders maar zijn heeft hij zijn leven vóór zijn herseninfarct beschreven. Het is een eerbetoon aan zijn ouders.

Toch spelen ze maar een beperkte rol in het verhaal. Van der Heijde vertelt hoe hij opgroeit in Wilhelminadorp, naar school gaat in Goes, gegrepen wordt door muziek en werkt op proefstations voor fruitteelt in Wilhelminadorp en Ouwerkerk en uiteindelijk als stoffeerder. Het boek schetst een mooi beeld van het leven van jongeren in en rondom het Goes van de jaren zeventig en tachtig. Het gaat over jeugdsozen in de Bevelandse dorpen, uitstapjes naar Amsterdam en Groningen, de passie voor symfonische rock in een tijd dat punk de popmuziek ging domineren.

Tijdens een sooskamp in Renesse vormt Van der Heijde met vriendjes de band The Suckers en ze fotograferen zichzelf op het strand. ‘Een Rotterdams blaadje had de foto geplaatst, we bestonden dus echt, nu nog aan instrumenten zien te komen’, schrijft hij droogkomisch. De charme van het boek schuilt in de eigen stem die eruit opklinkt en de gedetailleerdheid van de herinneringen. Beschreef Van der Heijde in zijn eerste boek een uniek leven, de belevenissen die hij hier bij elkaar heeft geknipperd zijn minder opzienbarend. Wel dát hij het opnieuw voor elkaar heeft gekregen letter voor letter een uiterst leesbaar boek te componeren. Met Je zal m'n ouders maar zijn illustreert Van der Heijde de fenomenale kracht van zijn geheugen.

Een interview met Dick van der Heijde is het makkelijkst via e-mail. Hij beantwoordt vragen op dezelfde manier als hij zijn boek schreef.

Je eerste boek heb je bij elkaar geknipperd door een methode die je toen letteren noemde. Gaat het nog steeds zo, of helpt de techniek je inmiddels een handje?

,,Het gaat nog steeds op dezelfde manier. Ik vind het fijn om face to face contact te hebben met degene die m’n woorden noteert. Het alfabet is in drie rijtjes opgedeeld. De eerste is van A tot en met I, de tweede van J tot en met R en de derde van S tot en met Z. Iemand vraagt ‘Eerste rij, tweede rij, derde rij?’ en bij de gewenste rij knipper ik. Vervolgens worden de letters van dat rijtje opgenoemd en als dan de juiste letter voorbijkomt knipper ik weer. Zo maak ik woorden, zo maak ik zinnen. Het overzicht bewaar ik door veel van wat ik heb geschreven terug te laten lezen en dat op te slaan in m’n olifantengeheugen. Na m’n eerste boek kreeg ik weliswaar een op maat gemaakt communicatieprogramma op de computer, toch heb ik dat maar voor enkele zinnen gebruikt. De computer lacht namelijk niet terug als ik iets grappigs zeg.”