Waar wij mensen al eeuwenlang van dromen, lijkt voor vele bacteriën werkelijkheid. Zij bezitten het geheim van de immortaliteit.

Onze huidige gezondheidszorg is beter dan hij ooit geweest is. Daardoor ligt onze levensverwachting nu een stuk hoger dan in het verleden. Maar onsterfelijk zijn we niet. Dat komt omdat de cellen van ons lichaam steeds meer schade oplopen naarmate we ouder worden. Die aftakeling zorgt ervoor dat onze cellen niet meer goed kunnen functioneren, waardoor belangrijke lichaamsfuncties afnemen of zelfs uitvallen. Hierdoor zullen we uiteindelijk sterven.

Door de eeuwen heen hebben vele mensen geweigerd om zich hierbij neer te leggen. Zij hebben getracht onsterfelijk te worden via allerlei twijfelachtige methoden. Zij probeerden dit bijvoorbeeld met de Steen der Wijzen, de Fontein van de Eeuwige Jeugd en, meer recent (maar daarom niet minder bizar), door injecties met een 3,5 miljoen jaar oude bacterie. Helaas lijkt het voor ons, vanuit een biologisch standpunt alleszins, onmogelijk om eeuwig te leven.

De simpele oplossing van bacteriën
Dat ongrijpbare doel is nochtans vanzelfsprekend voor een heel aantal bacteriën. Zij zijn er wel in geslaagd om de onsterfelijkheid te bereiken. Dit heeft alles te maken met de manier waarop deze bacteriën zich voortplanten. Ze doen dit door eerst sterk te groeien en vervolgens simpelweg in twee te splitsen. Terwijl de bacterie groeit, zorgt hij ervoor dat alle componenten die hij nodig heeft bijgemaakt worden. Dit nieuw aangemaakte materiaal wordt dan min of meer gelijk verdeeld over de twee dochtercellen. Hierdoor bestaat elke dochter-bacterie bij de geboorte voor de helft uit gloednieuw materiaal. Doordat de bacterie voortdurend nieuw en dus onbeschadigd materiaal krijgt, lijkt hij niet ouder te worden en kan hij eeuwig blijven leven.

Maar is het wel allemaal zo eenvoudig?
Toch is het allemaal wat complexer dan hierboven voorgesteld werd. Hoewel een bacterie bij elke celdeling inderdaad een heleboel nieuw materiaal krijgt, is er één regio die altijd onveranderd blijft. Er wordt namelijk geen nieuw materiaal ingebouwd in de uiteindes van de bacterie, die we de polen noemen. De polen worden dus wél ouder en geraken in de loop van de tijd beschadigd, net zoals menselijke cellen. Bacteriën lijken echter niet veel last te hebben van deze schade. Zolang ze in ideale omstandigheden gehouden worden, blijven zelfs de bacteriën met de oudste polen gelukkig verder leven. Hoe ze dit klaarspelen blijft voorlopig nog een raadsel.

Het is pas wanneer de ideale omstandigheden verdwijnen dat bacteriën hun ouderdom beginnen te voelen. Als we bacteriën blootstellen aan stress (bijvoorbeeld extreme hitte of uithongering) dan zullen de oudste bacteriën als eerste sterven. Bacteriën worden dus wel degelijk ouder maar, in tegenstelling tot mensen, hebben ze geen last van deze ouderdom zolang ze zich in een aangename omgeving bevinden. Daarom kunnen we besluiten dat bacteriën onsterfelijk zijn, maar niet onoverwinnelijk. Hou ouder ze worden, hoe kwetsbaarder ze zijn.

Toen Charles Darwin met zijn evolutietheorie op de proppen kwam, stonden biologen voor een groot raadsel. Als evolutie ervoor zorgt dat eigenschappen geselecteerd worden die de overlevingskansen van een soort verhogen, waarom heeft die ‘survival of the fittest’ dan niet geleid tot dieren die oneindig lang kunnen blijven leven?

Om eeuwig voort te leven zou de mens de schade in zijn cellen moeten kunnen herstellen. Het enige waar evolutie dus voor had moeten zorgen, is een efficiënte en multifunctionele reparatiekit. Waarom is dit niet gebeurd? Wetenschappers denken dat daar twee redenen voor zijn.

Ten eerste kost het herstel van de schade in onze cellen heel veel energie. Het is belangrijk om te beseffen dat de evolutie van de mens zich afspeelde in een tijd waarin voedsel heel erg schaars was. Het weinige eten dat de mens kon bemachtigen was nodig om zijn spieren te laten werken en zijn lichaamstemperatuur op peil te houden. Schade herstellen die pas na vele tientallen jaren een probleem zou vormen, was een luxe die de oermens zich niet kon permitteren.

Ten tweede was het simpelweg niet nuttig om veel energie te investeren in lang leven. De meeste oermensen stierven namelijk al voor ze de kans kregen om oud te worden. Ze werden aangevallen door wilde dieren, werden geveld door ziekte, verongelukten tijdens de jacht, … Omdat de kans dat een mens oud werd zo laag lag, heeft de evolutie niet geïnvesteerd in mechanismen die ervoor zorgen dat we eeuwig kunnen leven.

Miljoenen jaren van evolutie hebben ons gevormd tot sterfelijke wezens die uiteindelijk ten onder gaan aan de ouderdom. Maar daar legt de mens zich uiteraard niet zomaar bij neer. Als de natuur er niet voor kan zorgen dat we eeuwig leven, dan doen we dat toch gewoon zelf?! Wie weet kunnen we binnenkort onze falende oude organen vervangen door nieuwe gekloonde exemplaren of zelfs door elektronica die hun functie overneemt. Wie weet kunnen we in de toekomst zelfs ons volledige brein uploaden naar een computer zodat we als robot verder door het leven kunnen. De zoektocht naar onsterfelijkheid is voor de mens duidelijk nog niet afgelopen.