In het dorpje Canfranc, diep in de Spaanse Pyreneeën, wonen iets meer dan 500 mensen. Toch staat er het op een na grootste station van Europa. Het kolossale gebouw is 280 meter lang en herbergt ook een ziekenhuis en hotel.

Het station werd in 1928 gebouwd, omdat er een spoortunnel was aangelegd tussen Frankrijk en Spanje en de sporen in beide landen een verschillende breedte hadden. Reizigers moesten dus wel overstappen.

Maar een jaar later stortte de economie in en bleek het gigantische station overbodig: er stapten dagelijks slechts vijftig mensen in en uit. Tijdens de Spaanse burgeroorlog werd de spoortunnel zelfs gesloten om smokkel tegen te gaan. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog ging de tunnel weer open, omdat die economisch te aantrekkelijk bleek.

De Spanjaarden stuurden wolfraam de grens over voor de Duitse wapenindustrie. De Duitsers stuurden gestolen goud van de joden terug. Joden gebruikten de lijn dan weer om voor de nazi’s te vluchten. Pas in 2000 bleek dat het station van Canfranc een van de grootste opslagplaatsen was voor geroofd nazigoud.

Maar na de oorlog werd het aanmerkelijk rustiger op het station. En in 1970 werd de lijn helemaal gesloten. Aan de Franse kant stortte een spoorbrug in en Frankrijk had er geen geld voor over om die te repareren. De internationale spoorlijn werd opgeheven.

Het enorme station van Canfranc is dus maar weinig gebruikt en inmiddels helemaal vervallen. Tegenwoordig komen er vanuit Spanje twee treinen per dag aan. Het zijn voornamelijk toeristen die het gigantische stationsgebouw met hotel, ziekenhuis, douanekantoren en politiebureau komen bewonderen. Je vindt er ook 365 deuren, glas-in-loodramen, gietijzeren bogen, modernistische zuilen, roestige treinen, enorme houten loketten.

Er zijn plannen om het station op te knappen en er een hotel van te maken.
Filmpje