De makers van Stonehenge waren niet alleen bouwkundig onderlegd, maar wisten blijkbaar ook wat van feesten. Archeologen van de Universiteiten van York en Sheffield vonden resten van reusachtige barbecueparty’s rond de woonvertrekken van de bouwers, tussen 2500 en 2400 v. Chr.

De archeologen onderzochten aardewerk en dierenbeenderen die in de nabijheid van Durrington Walls zijn gevonden. Algemeen wordt aangenomen dat die laatneolithische site dicht bij Stonehenge de verblijfplaats was van de monumentenbouwers. Chemische analyse van de voedselresten op honderden scherven wees uit dat het aardewerk op verschillende manieren werd gebruikt om voedsel te verspreiden over de site. Potten die teruggevonden werden in en rond de woonverblijven, bleken vooral gebruikt te zijn om vlees te bereiden (varken, rund), terwijl het aardewerk dat dicht bij Stonehenge zelf werd gevonden, vooral zuivelresten bevatten.

Dat patroon kan erop wijzen dat melk, yoghurt en kaas vrij exclusieve producten waren die alleen de elite kon consumeren, of dat melkproducten gebruikt werden in ceremonies in Stonehenge zelf.

Op de hele site werden zo goed als geen kookresten van plantaardig voedsel teruggevonden. Alles wijst op massale consumptie van klaargemaakt vlees, vooral varkensvlees. Doorgedreven onderzoek van de beenderresten wees uit dat vele varkens geslacht werden voor ze hun maximumgewicht bereikten. Dat wijst volgens de onderzoekers op geplande herfst- en winterslachtingen ter gelegenheid van uitgebreide feestmaaltijden.

Het vlees werd vooral gekookt en geroosterd op grote vuren in de open lucht, prehistorische barbecues zeg maar. Dat laatste blijkt uit specifieke schroeipatronen op dierenbeenderen.

Uit isotopenanalyse van de resten blijkt bovendien dat het vee dat werd opgegeten, van verschillende plekken kwam, soms ver van de site verwijderd. Dat is een opmerkelijke vaststelling, die wijst op een hogere graad van culinaire organisatie tijdens de prehistorie dan tot nu toe aangenomen. Het gezamenlijk klaarmaken en eten van voedsel had niet alleen religieuze connotaties, maar zorgde ook voor meer samenhorigheid tussen de kleine prehistorische landbouwgemeenschappen.