We klagen over het weer, de Nederlandse Spoorwegen en de politiek. En dat terwijl het economisch goed gaat met Nederland en we op de zesde plek van gelukkigste landen staan. In een nieuwe campagne roept SIRE op dat we best wat positiever mogen zijn. Maar zijn Nederlanders werkelijk zulke klagers?

"Klagers? Het tegenovergestelde juist", vindt de Vlaamse journalist Steven De Foer. Voor het Vlaamse dagblad De Standaard was hij eind jaren negentig correspondent in Nederland en over zijn ervaringen schreef hij later het boek Onder Nederlanders. "Nederlanders zijn eerder grenzeloos optimistisch."

"Nederlanders hebben een soort stoutmoedigheid en arrogantie die bij Belgen zowel bewondering als irritatie opwekken", vertelt De Foer. "Ze hebben een handelsgeest waardoor ze tot op de dag van vandaag overal aan de bak komen. Heinekenbier bijvoorbeeld zie je overal, terwijl Belgen dat doorgaans als pis beschouwen. Een bekende Belgische anekdote is: als je de wereld kunt wijsmaken dat zelfs Heineken bier is, moet je écht geweldig kunnen verkopen."

Dat Nederlanders klagen als iets typisch Nederlands bestempelen, is volgens De Foer een menselijk fenomeen. "Het is typisch des mens om bij een negatieve eigenschap te zeggen: dat is echt iets voor ons land. Nederlanders zeggen bijvoorbeeld ook dat het typisch Nederlands is om niet boven het maaiveld uit te mogen steken. Terwijl dat helemaal niet iets Nederlands is, het is eerder iets Belgisch. Het zijn altijd Nederlanders die beginnen te zingen bij een concert en die op kop lopen in een polonaise. Belgen zouden ook wel willen opvallen, maar durven niet."

Volgens De Foer gebeurt klagen niet alleen in Nederland, maar gebeurt dat overal. "In heel West-Europa zie je bijvoorbeeld dat het economisch goed gaat, maar dat het consumentenvertrouwen achter de feiten aan loopt. We zijn pessimistischer dan nodig." Volgens de Nederlandse auteur en klaagcoach Bart Flos, die het Anti-klaagboek schreef en bij bedrijven presentaties geeft over klagen, komt dat doordat er sprake is van 'geluksverzadiging'.

"Als we een bepaald geluksgevoel hebben bereikt, zijn we daar op na verloop van tijd niet meer negatief of positief over", zegt Flos. "Het gevolg is dat we ons geluk als vanzelfsprekend gaan zien en nog meer geluk gaan zoeken. Dat resteert dan vaak in klagen over dingen waarop we geen invloed hebben. Het weer bijvoorbeeld, of het openbaar vervoer. Je gaat op zoek naar dat laatste schroefje dat nog loszit."

Net als De Foer denkt ook Flos niet dat Nederlanders grotere klagers zijn dan mensen in andere landen. "De klaagbehoefte van Nederlanders is ook niet groter dan die van bijvoorbeeld Vlamingen, maar Nederlanders hebben het hart op de tong. Ze gooien er meteen alles uit, waardoor het misschien líjkt alsof ze meer klagen."

Klagen is ook niet per se slecht en het is beter dan onverschilligheid, benadrukt Flos. Het gaat vooral om de mate waarin wordt geklaagd. "Klagen lucht op en daarnaast zorgt het ervoor dat problemen worden opgelost. Als iedereen zwijgt, gebeurt er nooit wat. Maar te veel en te lang klagen is niet goed. Als je in een klaagzang blijft hangen, is dat niet alleen ongezond voor jezelf, maar vooral ook vervelend voor de mensen om je heen. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat klagers minder vrienden hebben, minder succesvol zijn, vaker ziek zijn en zelfs eerder doodgaan."

Flos adviseert daarom ook om voorafgaand aan een '‘jankpartij' eerst eens je zegeningen te tellen. "Dat zorgt voor een positieve doorstroming van de hersenen. Wil je bijvoorbeeld gaan klagen over het weer, zeg dan eerst: weet je nog, vorige week, toen het 26 graden was? Dat was lekker hč, die tropische dag. En vervolg dan met: maar wat is het nu koud."

"Ik geloof ook niet in een klaagvrije samenleving", zegt Flos, "want beperkt klagen is goed. Maar ik geloof wel in een klaagarme samenleving. Daarom mogen we elkaar best aanspreken op klaaggedrag. Als iemand bijvoorbeeld begint te klagen over de Nederlandse Spoorwegen, kun je iemand er best op wijzen dat we in de top-3 van landen staan met het beste spoornetwerk en dat 95 procent van de treinen op tijd rijdt."

Maar, zegt Flos, kap iemand die klaagt niet af. "Iemand moet zijn ei kwijt, dus laat hem even: afkappen roept alleen maar frustratie op. Na de klaagpartij waarin je even wat meebeweegt, kun je vervolgens vragen naar iets leuks. Hoe iemands weekend was, bijvoorbeeld. Of hoe de nieuwe auto bevalt. Daardoor verandert iemands gemoedstoestand ten positieve en op het moment dat iemand blij is, kunnen er problemen opgelost gaan worden."