Doden werden in de Middeleeuwen soms uit hun graf gehaald, zwaar verminkt en herbegraven 'om er zeker van te zijn dat ze de levenden niet zouden lastigvallen'. De lichamen werden onthoofd, ledematen werden afgehakt en soms verbrand.

Dat blijkt uit nieuw archeologisch onderzoek naar de gevolgen van het bijgeloof in het Engelse graafschap Yorkshire. Wetenschappers bestudeerden onder meer menselijke resten die vijftig jaar geleden zijn opgegraven in het verlaten middeleeuwse plaatsje Wharram Percy.

Op grond van de verminkingen is lange tijd gedacht dat de doden, afkomstig uit de 11de tot de 14de eeuw, ten prooi waren gevallen aan kannibalisme. Nu blijkt dat de beschadigingen van de botten waarschijnlijk zijn voortgekomen uit bijgeloof, meldt de wetenschappelijke organisatie Historic England.

"Lichamen werden onthoofd, ontdaan van ledematen en/of verbrand", is de conclusie. Dat gebeurde 'omdat de middeleeuwse bevolking dacht dat doden uit hun graf konden verrijzen'. Op die manier zouden ze 'ziekten kunnen verspreiden en de levenden aanvallen'. Het onderzoek wordt 'het eerste deugdelijke archeologische bewijs' genoemd van de gruwelijke gewoonte.